In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Werk
KNM thema 6
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet een baan waarvoor iemand gezocht wordt?
Slide 2 - Open vraag
Ik zoek werk. Wat doe ik?
Slide 3 - Woordweb
Welke mensen horen NIET bij je netwerk?
A
je familie
B
je vrienden op Facebook
C
alle mensen uit je straat
D
alle mensen uit je klas
Slide 4 - Quizvraag
Waar vind je veel vactures voor tijdelijk werk?
Slide 5 - Open vraag
Wat is waar?
Een uitzendbureau....
A
...werkt alleen online.
B
...controleert of jij solliciteert.
C
...solliciteert voor jou.
D
...stuurt e-mails met vacatures, als je dat wilt.
Slide 6 - Quizvraag
Jij wilt je inschrijven bij een uitzendbureau. Wat kan jij het beste doen?
A
Jij schrijft een brief.
B
Jij gaat naar de website van het uitzendbureau.
C
Jij belt met het uitzendbureau.
D
Hij vraagt zijn buurman.
Slide 7 - Quizvraag
solliciteren
Je ziet een goede vacature. Je wilt de baan. Dan kan je solliciteren. Je schrijft een sollicitatiebrief.
Slide 8 - Tekstslide
welke 2 dingen MOET je in je sollicitatiebrief schrijven?
Slide 9 - Open vraag
Wat staat er op je CV?
Slide 10 - Woordweb
Wat zet je NIET op je cv?
A
de cijfers van je opleiding
B
dat je een rijbewijs hebt
C
je werkervaring
D
het vrijwilligerswerk dat je doet
Slide 11 - Quizvraag
Diploma
Als je een diploma hebt gehaald in je eigen land, dan kan je dit diploma laten waarderen in Nederland. Het is gratis voor inburgeraars.
Slide 12 - Tekstslide
ervaring
Heb je geen diploma, maar wel ervaring? Dan kun je een ervaringscertificaat aanvragen. Bijvoorbeeld bij een ROC. Je moet dan laten zien wat je weet en kunt.
Slide 13 - Tekstslide
Je hebt geen diploma. Je hebt geen ervaring. Wat kan je dan doen?
Slide 14 - Open vraag
Waar praat je vooral over in een eerste sollicitatiegesprek?
A
uren die je moet werken
B
het salaris
C
je motivatie
D
je taken
Slide 15 - Quizvraag
hoe zorg jij ervoor dat een werkgever positief over jou denkt?
Slide 16 - Woordweb
Je solliciteert voor medewerker in een restaurant. De werkgever vraagt waarom je dit werk wilt doen. Wat kan je het beste zeggen?
A
mijn vriend zei dat ik moet solliciteren
B
ik vind het fijn om eten te maken
C
dit werk is makkelijk
D
voor dit werk krijg je een goed salaris
Slide 17 - Quizvraag
Wat staat in een contract?
Slide 18 - Open vraag
contract
Iedereen krijgt een persoonlijk contract.
Voor sommige beroepen is een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) Daarin staan afspraken voor alle werknemers met dat beroep in Nederland.
Slide 19 - Tekstslide
Als je werkt, krijg je salaris. Wat is een ander woord voor salaris?
Slide 20 - Open vraag
loon
Als je salaris (= loon) krijgt, krijg je meestal ook een loonstrook. Op een loonstrook staat je brutoloon en je nettoloon.
Het brutoloon staat in je contract.
Het nettoloon krijg je op je bankrekening.
Slide 21 - Tekstslide
Alle werkende mensen in Nederland betalen sociale verzekeringen. Zo betalen ze mee voor __________ van mensen die niet werken
Slide 22 - Open vraag
Wanneer krijg je een uitkering?
Slide 23 - Open vraag
personeelsvereniging
Slide 24 - Woordweb
wat betekent OR?
Slide 25 - Open vraag
ondernemingsraad (OR)
leden van de OR praten met de werkgever over de plannen van het bedrijf. Ze bespreken ook of de werkgever goed omgaat met zijn personeel.
Slide 26 - Tekstslide
vakbond
De vakbond maakt afspraken tussen werknemers en werkgever. Bijvoorbeeld over werktijden en salarissen. Deze afspraken staan in een cao.
Slide 27 - Tekstslide
eigen bedrijf
Als je een eigen bedrijf wilt starten, moet je naar de KvK (Kamer van Koophandel)
Zij helpen je na te denken over je plannen en over de financiering.