LMA 2J p6 les 2

P6 2021-2022
Immunologie- DNA- en Histologische technieken

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

P6 2021-2022
Immunologie- DNA- en Histologische technieken

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
- Planning
- herhaling 
- Nieuw theorie 
- Praktijk 

Slide 2 - Tekstslide

Antigeen 
Anti- stof of lichaam 

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Algemeene afweer
Speciffieke afweer
Huid 
Slijmvliezen
Moet geactiveerd worden 

Slide 5 - Sleepvraag

De algemene afweer
  • De Huid
  • Slijmvliezen
  • Afweercellen die altijd actief zijn voor de afweer, maar niet specifiek

De specifieke afweer 
  • Moet geactiveerd worden
  • gGaat om specifieke werkende cellen: antilichamen en signaalstoffen 

Slide 6 - Tekstslide

Actief verworven immuniteit 
Passief verworven immuniteit 
is het opwekken van immuniteit na blootstelling aan een antigeen. Hierdoor ontwikkelt de patiënt een eigen immuunrespons tegen de verwekker wat een langdurige/ permanente bescherming geeft.
 Is een tijdelijke vorm van bescherming tegen ziekteverwekkers, die ontstaat door het direct inspuiten van antistoffen)moedermelk of uitwisseling via de navelstreng)

Slide 7 - Sleepvraag

Actief verworven immuniteit
Actieve immunisatie is het opwekken van immuniteit na blootstelling aan een antigeen. Hierdoor ontwikkelt de patiënt een eigen immuunrespons tegen de verwekker wat een langdurige, vaak zelfs permanente bescherming geeft.
Passief verworven immuniteit 
Passieve immuniteit is een tijdelijke vorm van bescherming tegen ziekteverwekkers, die ontstaat door het direct inspuiten van antistoffen ('kunstmatige passieve immunisatie'), moedermelk of uitwisseling via de navelstreng 

Slide 8 - Tekstslide

kunstmatig verworven immuniteit

Wanneer een individu op een kunstmatige manier wordt geïnfecteerd met een verzwakte of gedode ziekteverwekker (vaccinatie), waardoor het immuunsysteem geactiveerd wordt en de betreffende persoon actief immuniteit verwerft tegen de ziekteverwekker. Bij het toedienen van een serum ontvangt een individu antistoffen tegen de ziekteverwekker.

Slide 9 - Tekstslide

Humorale immuniteit
in bloedplasma en lichaamsvloeistof kunnen zich antistoffen bevinden, die door bepaalde leukocyten(witte bloedcellen) worden gemaakt. Die antistoffen kunnen bacteriën, virussen
en soortvreemde eiwitten onschadelijk maken. 

Slide 10 - Tekstslide

Cellulair immuniteit 
sommige witte bloedcellen kunnen bacteriën omhullen en zo onschadelijk maken. (Fagocyteren)

Slide 11 - Tekstslide

Pathogenen (ziekteverwerkkers)
  1. bacteria
  2. virussen
  3. schimmels
  4. protozoa
  5. platwormen  

Slide 12 - Tekstslide

1. Bacteriën 
- samen met virus vormen de bacteriën de grootste groep
- een klein aantal pathogeen die zijn
- kunnen cellen aanvallen en vernietigen
-Snel groeien 
- stofwisselingsproducten kan giftig/toxisch zijn
- Tyfus, Difterie, tetanus, pest, cholera, kinkhoest en tbc

Slide 13 - Tekstslide

2. Virussen
Kleine infectieuze deeltjes
worden ingedeeld naar hun erfelijk materiaal DNA of RNA
Ze zijn parasitair en hebben een gastgeer nodig
kunnen ook erfelijk materiaal van de gastcel veranderen
mazelen, bof, rode hond, griep , verkoudheid en COVID-19


Slide 14 - Tekstslide

Schimmel 
- leeft vooral  van organische afval 
- parasiteren soms op planten 
- komen soms bij de mens op haar, huid, nagels en slijmvliezen 
- ringworm en voetschimmel
- aantasting diepere weefsel komt alleen voor bij verminderen immuniteit 

Slide 15 - Tekstslide

4. Protozoa 
- dierlijke eencelligen met een kern
- meeste kunnen voortbewegen
- amoboe, darminfectie 
- Trypanosoma, herseninfectie 
apicomplexa, malaria 

Slide 16 - Tekstslide

Platwormen
- gekenmerkt door plat lichaam. 
- leven in zeer vochtige omstandigheden
- veel soorten parasieteren(lintworm)

Slide 17 - Tekstslide

Welke drie soorten Leukocyten(witte bloedcellen) zijn er?

Slide 18 - Open vraag

Afweercellen en afweerorganen 
- witte bloed cellen (leukocyten) 
worden in drie groepen onderverdeeld: Lymfocyten,
Monocyten en granulocyten. 
- zorgen voor de bestrijding van de veroorzakers van infectieziekten die in het lichaam zijn binnen gedrongen. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Granulocyten 
  • Cytoplasma zit vol  met lysosomen(te zien als korrelels/Granula)
  • kunnen fagocyteren
  • In de lysosomen zitten enzymen die ervoor zorgen dat de inhoud wordt vernietigd. 
  • Worden in de rode beenmerg gevormd 

Slide 23 - Tekstslide

Lymfocyten 
  • Kleine cellen met ronde kern 
  • 2 belangrijkste soorten: T-cellen en B-lymfocyten
  • T-cellen: betrokken bij het herkennen van antigeen en het opstarten van een afweerreactie. (cellulair immuniteit) 
  • B-lymfocyten zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de humerale immuunrespons. (kunnen antistoffen maken tegen het antigeen) 

Slide 24 - Tekstslide

Monocyten
  • Grote beweeglijke cellen
  • buiten de bloedbaan worden ze macrofagen genoemd. 
  • komen voor in bijna alle weefsels en organen.
  • Ze zijn de "stofzuigers" 
  • ruimen MO op, ook grotere materialen waaronder celresten en dode cellen. 
  • In onsteekingsgebieden waar veel cellen doodgaan zijn veel macrofagen 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

De organen van het immuunsysteem 
- thymus
- Rode Beenmerg
- lymfeklieren
- Milt
- MALT

Slide 27 - Tekstslide

Thymus 
- Ook zwezerik genoemd 
- zorgt voor het aanmaak van de T-cellen

Slide 28 - Tekstslide

Rode- Beenmerg
- Zorgt voor het aanmaak van granulocyten en en lymfocyten

Slide 29 - Tekstslide

Lymfeklier
De specifieke afweer vindt voor een groot deel plaats in de Lymfeklieren, Macrofagen presenteren hier het antigenen aan de T-cellen voor de opwekking van een afweerreactie.

Slide 30 - Tekstslide

Milt
Antigeen in het bloed wordt door de milt aangemaakt. 
Naast de afbraak van RBC en het vormen van een bloedreservioir heeft de milt dezelfde functie als een lymfeklier maar dan voor de bloedbaan. 

Slide 31 - Tekstslide

Malt
(amandelen en tonsillen horen hierbij) 
In de MALT kunnen de lymfocyten direct reageren op antigenen die via deze organen, die immers in direct contact staan met de buitenwereld, binnenkomen. 

Slide 32 - Tekstslide

Algemeen en specifiek afweer 

Slide 33 - Tekstslide