Blok 4

Facilitaire dienstverlening
Catering en Inrichting 



Blok  4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Facilitaire dienstverlening
Catering en Inrichting 



Blok  4

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je deze les? 
  • Omgaan met vragen en klachten
  • Inkopen van producten


Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je deze les?
In deze LessonUp komt de theorie en de begrippen terug van het blok waarin we aan het werk zijn. Op deze manier kun je overzichtelijk zelfstandig aan het werk. 
In deze LessonUp staat welke opdrachten uit het boek je wanneer moet maken. 
Je mag natuurlijk ook eerst deze les doorlopen en later alle opdrachten uit het boek maken. 

Slide 3 - Tekstslide

Omgaan met vragen en klachten

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog? 
In blok 2 heb je geleerd hoe je het beste om kan gaan met vragen en klachten. 
Kijk het filmpje op de volgende dia om je geheugen even op te frissen. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Maak nu opdracht 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, en 3.6 in je online boek. 


Slide 7 - Tekstslide

Inkopen van producten

Slide 8 - Tekstslide

Waar koop je levensmiddelen?
 Wanneer je een maaltijd gaat klaarmaken, heb je de juiste levensmiddelen nodig. Er zijn verschillende plaatsen waar je voedsel kunt kopen.
Speciaalzaak
Dit zijn winkels waar ze een bepaald product verkopen. Bijvoorbeeld groenten bij de groenteboer, vlees bij de slager en gebak bij de bakker. De mensen die er werken, zijn deskundig en je wordt er persoonlijk geholpen. De prijzen zijn vaak iets hoger dan in de supermarkt.
Supermarkt
In de supermarkt verkopen ze allerlei levensmiddelen. Je pakt zelf wat je wilt hebben en er is een ruime keus. De producten zijn meestal iets goedkoper dan bij de speciaalzaak.
Markt
Op de markt worden meestal seizoensgebonden producten verkocht. De marktkoopman heeft weinig onkosten. Hij heeft geen winkel met bijbehorende inventaris, verwarming en verlichting. De producten die hij verkoopt, zijn daarom goedkoper. In de meeste plaatsen is er één of twee dagen per week markt.

Slide 9 - Tekstslide

Welke levensmiddelen koop je? 
Verse producten, zoals groenten en fruit, zijn niet of nauwelijks voorbewerkt.

Verse producten bevatten de meeste voedingsstoffen. Je kunt ze klaarmaken zoals je zelf wilt.
Je moet de producten zelf schillen, wassen, snijden en klaarmaken.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbewerkte producten
Een product dat voorbewerkt is, wordt vaak convenience food (gemaksvoedsel) genoemd. Dit zijn producten waarbij enkele stappen in het kookproces al voor je gedaan zijn. De producten zijn bijvoorbeeld al gesneden, voorgebakken, gekruid of op een andere manier bewerkt. Je hoeft ze alleen nog maar te bereiden.

Slide 11 - Tekstslide

Voor- en nadelen van convenience food

Voordeel:  Het klaarmaken kost minder tijd.

Nadelen:  Door het voorbewerken is er verlies van vitaminen.
Bovendien is het voedsel minder lang houdbaar en vaak ook duurder.

Slide 12 - Tekstslide

Kant en klare producten
Kant-en-klaar producten zijn volledige maaltijden. Ze zijn ingevroren of vacuüm verpakt. Je hoeft de maaltijd alleen maar op te warmen. Je kunt ook kant-en-klare maaltijden bij de traiteur bestellen. Een traiteur is een kok die in zijn eigen keuken de gerechten klaarmaakt en die gerechten bij jou thuis bezorgt. Je kunt zo’n maaltijd ook afhalen.

Slide 13 - Tekstslide

Voor en nadelen van kant- en klare producten
Voordelen
Nadelen
Bespaart tijd en werk.
Maaltijden zijn duurder.
Gemakkelijk voor ouderen en gehandicapten. 
Ze zijn minder afhankelijk.
Groot verschil in kwaliteit tussen de verschillende maaltijden.

Mensen die niet willen of kunne koken kunnen toch voor hun eigen eten zorgen
Maaltijden uit de supermarkt smaken allemaal ongeveer hetzelfde (eenheidssmaak).
Maaltijden uit de supermarkt leveren vaak veel energie en weinig voedingswaarde.
Er wordt meer verpakkingsmateriaal gebruikt (dit is niet goed voor het milieu).
Er is een grotere kans op voedselvergiftiging.

Slide 14 - Tekstslide

Additieven
Fabrikanten voegen aan voedingsmiddelen vaak stoffen toe. Die stoffen noem je additieven. Additieven kunnen natuurlijke of synthetische stoffen zijn. Om ze te kunnen herkennen hebben ze allemaal een nummer gekregen. Als de Europese Unie een stof heeft toegelaten, krijgt deze een nummer met een E ervoor, bijvoorbeeld E220. Zo kun je opzoeken welk additief er is toegevoegd. Sommige stoffen zijn voor bepaalde mensen schadelijk. Wanneer op het etiket alle hulpstoffen zijn vermeld, kan iemand nagaan of hij dit product wel of niet kan gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

We kennen de volgende additieven.
Conserveermiddelen
Zorgen ervoor dat een product langer houdbaar is.
Gaan de groei van bacteriën, gisten en schimmels tegen.
Komen in allerlei producten voor.
Antioxidanten
Zorgen ervoor dat voedsel niet bederft door inwerking van zuurstof.
Gaan ranzigheid van vet tegen.
Zorgen ervoor dat vitaminen minder snel verloren gaan.
Zijn te vinden in bijvoorbeeld paté, koekjes, mayonaise.
Zitten ook in sauzen, soepen en pudding.
Emulgatoren
Verdelen vet in kleine bolletjes, zodat het gemengd kan worden met water.
Zijn te vinden in bijvoorbeeld ijs, sauzen, margarine.
Verdikkingsmiddelen
Maken vloeistoffen dikker.
Zijn te vinden in jam en andere vruchtenproducten.
Kleurstoffen
Zorgen ervoor dat een product er aantrekkelijk uitziet.
Zijn te vinden in producten die weinig kleur van zichzelf hebben.
Geur- en smaakstoffen
Geven een product een bepaalde geur of smaak.
Zijn te vinden in bijvoorbeeld frisdrank, snoepjes, ijs.

Slide 16 - Tekstslide

Maak opdracht 8 online! 

Slide 17 - Tekstslide

Je weet nu wat "makkelijke" producten zijn die je kan gebruiken in het bereiden van voedsel. 
Maar zijn deze ook gezond? 


Maak nu opdracht 10 in je online boek.
Je gaat opzoek naar een gezond recept en gaat het recept omrekenen voor meerdere personen. 

Slide 18 - Tekstslide

Belangrijke begrippen

Slide 19 - Tekstslide

Additief
Stof die aan voedingsmiddelen wordt toegevoegd, waardoor ze langer houdbaar zijn, er beter uitzien of beter smaken.
Convenience food
Gemaksvoedsel. Dit zijn producten waarbij enkele stappen in het kookproces al voor je gedaan zijn. Ze zijn bijvoorbeeld al gesneden, voorgebakken of gekruid. Je hoeft ze alleen nog maar te bereiden.

Slide 20 - Tekstslide

Einde van de theorie van deze week

Slide 21 - Tekstslide