Grammatica TE + hele werkwoord

• NT2
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

TE + hele werkwoord (infinitief)

Opzoekboek grammatica blz. 66

A t/m E

Aan het eind van de les 

• weet je welke werkwoorden je gebruikt met te + hele    werkwoord
  
• heb je oefeningen gedaan om te oefenen
• heb je een quiz gedaan om je kennis te checken
• weet je hoe een zin te maken met om + te + hele werkwoord

Uitbeelden

Maak een zin waarin te + hele werkwoord voorkomt

                            vb.  Henk zit de krant te lezen.

Maak de oefeningen A t/m E.

Schrijf daarna de werkwoorden op waar je TE + hele werkwoord hebt gebruikt.

Bij welke werkwoorden 

gebruik je TE + hele werkwoord?

Als twee dingen tegelijk gebeuren na de werkwoorden:

• zitten           Kaj zit te eten.
• liggen          Zoë ligt te lezen.
• staan            Wij staan te wachten.


• hangen        De was hangt te drogen.
• lopen            De kinderen lopen te zingen.

Na de werkwoorden:

• beginnen         Het begint te regenen.
• beloven            Nina belooft elke dag haar huiswerk te maken.
• besluiten         Levin besluit vaker te sporten.
• durven              Maria durft parachute te springen.
• proberen         De man probeert de tv te repareren.
• vergeten          De vrouw vergat een paraplu mee te nemen.
• weigeren         Caro weigert hier te komen.
• vragen              Peter vraagt iedereen op tijd te komen.

Na het werkwoord:

•  hoeven (altijd met negatief)

"Carlos hoeft niet lang te wachten."

"Wij  hoefden niets te doen."

•  vaak na helpen en leren 

"Ik help mijn dochter (om) haar toets te leren."

"De juf leert Aisha (om) het woord op de juiste manier te spellen."

Quiz

Mag ik morgen jouw auto gebruiken?

1. goed
2. fout

Ik koop een wasmachine om voor het hele gezin de was te doen.

1. goed
2. fout

Ik ga straks op de markt boodschappen te doen.

1. goed
2. fout

Ik hoor de wasmachine te piepen. De was is klaar!

1. goed
2. fout

Hij ziet de buurman het vuilnis van het balkon gooien.

1. goed
2. fout

Sommige mensen gaan met vakantie om twee weken op het strand te liggen.

1. goed
2. fout

Mag ik jouw computer gebruiken om dit mailtje printen?

1. goed
2. fout

Mau ligt in bed.

1. goed
2. fout

Mau ligt in bed een boek te lezen.

1. goed
2. fout

Rik staat onder de douche te zingen.

1. goed
2. fout

De kinderen hoeven geen huiswerk te maken.

1. goed
2. fout

Wil je proberen op tijd komen?

1. goed
2. fout

Ik probeerde de opdracht te maken, maar het lukte niet.

1. goed
2. fout

De was hangt buiten drogen.

1. goed
2. fout

Zij zit altijd te dagdromen.

1. goed
2. fout

De klant probeert een nieuwe afspraak maken.

1. goed
2. fout

Ik zal morgen de dokter bellen.

1. goed
2. fout

Ik hoorde de bel niet want ik lag slapen.

1. goed
2. fout

Hoe ging de quiz?

😒🙁😐🙂😃

Aan het eind van de les:

• weet je hoe een zin te maken met om + te + hele werkwoord.
• weet je welke werkwoorden je gebruikt met te + hele    werkwoord.
• heb je oefeningen gedaan om te oefenen.
• heb je een quiz gedaan om je kennis te checken.

Oefening om ... TE + hele ww

In groepjes van vier verzin je een voorwerp.

Maak zoveel mogelijk zinnen met om + te + hele ww.

Waar gebruik je een pen voor?

Je kunt een pen gebruiken om een gat in je papier te maken.

Je kunt een pen gebruiken om te schrijven.

Je kunt een pen gebruiken om op je hoofd te krabben.

Je kunt een pen gebruiken om iets aan te wijzen in je boek.