vraagwoorden herhaling en geen en niet

vraagwoorden herhaling en geen en niet
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

vraagwoorden herhaling en geen en niet

Slide 1 - Tekstslide

Lezen 
timer
30:00

Slide 2 - Tekstslide

De vraag
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 3 - Tekstslide

Vraagteken
Een vraagteken zet je aan het eind van een vragende zin, waarin de intonatie wat omhoog gaat aan het eind.

Waar kom je vandaan?
Welke dag is het vandaag?

Slide 4 - Tekstslide

WIE?
Wie is jouw leraar?
Louise

Slide 5 - Tekstslide

WAT?
Dingen: de, het of een

Wat
ga je doen?
Ik ga lezen.

Slide 6 - Tekstslide

WAAR?
Plaats
Waar is Louise?
Louise is op school.
Waar woon jij?
Ik woon in Apeldoorn

Slide 7 - Tekstslide

Waarom?
Waarom is Louise op school?
Omdat ze les geeft.

Slide 8 - Tekstslide

WANNEER?
Tijd, datum, dag 

Wanneer ga jij naar school? Ik ga maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag naar school..
Wanneer heb jij een afspraak? Ik heb morgen een afspraak.


Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel? 

Hoeveel kinderen heb jij? Ik heb twee kinderen.
Hoeveel pennen zie jij? Ik zie 4 pennen.

Slide 10 - Tekstslide

Wie is dit?
A
Tom.
B
De pen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat ga je eten?
A
Tom.
B
De soep

Slide 12 - Quizvraag

Wie is blij vandaag?
A
Ik!
B
De tafel.

Slide 13 - Quizvraag

Wat ga je doen?
A
Ik ga voetballen.
B
9 uur.

Slide 14 - Quizvraag

Wie zit op de stoel?
A
De kast.
B
Furkan.

Slide 15 - Quizvraag

_______ is moe?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 16 - Quizvraag

_____ doe je?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 17 - Quizvraag

_____ moeten we doen?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 18 - Quizvraag

______ is boos?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 19 - Quizvraag

_____ moet ik schrijven in mijn schrift?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 20 - Quizvraag

_____ poetst de tafel?
A
Wie?
B
Wat?

Slide 21 - Quizvraag

Wie ___ ____?

Slide 22 - Woordweb

Wat ___ ____?

Slide 23 - Woordweb

Wanneer ga je naar huis?
A
Nederland.
B
Omdat ik moe ben.
C
8 uur.

Slide 24 - Quizvraag

Waar is het station?
A
Om 6 uur.
B
Hier, de eerste straat naar links.
C
Om hij ziek is.

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer is de school klaar?
A
Omdat de juf boos is.
B
Om 3 uur.
C
Het station.

Slide 26 - Quizvraag

Waarom ben je moe?
A
Het ziekenhuis.
B
Omdat ik niet veel geslapen heb.
C
Maandag.

Slide 27 - Quizvraag

Waar ga je naartoe?
A
Naar huis.
B
Omdat ik honger heb.
C
Om 10 uur.

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer is het weekend?
A
Overmorgen!
B
Omdat zij niet slapen.
C
Op school.

Slide 29 - Quizvraag

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 30 - Quizvraag

_________ is het station?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 31 - Quizvraag

_________ is de juf boos? Omdat we spelen.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 32 - Quizvraag

___________ is de school?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 33 - Quizvraag

___________ is het vakantie? Over veel weken!
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 34 - Quizvraag

___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 35 - Quizvraag

___________ is juf Julia?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 36 - Quizvraag

___________ hebben we de toets? Vrijdag!
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom

Slide 37 - Quizvraag

Waarom ____ ____?

Slide 38 - Woordweb

Waar ____ ____?

Slide 39 - Woordweb

Wanneer ____ _____?

Slide 40 - Woordweb

e-mail sturen

Slide 41 - Tekstslide

Aanhef
Hai Joe,
Beste Joe,
Geachte heer, mevrouw,
Geachte heer Lievens,
Lieve mam,

Slide 42 - Tekstslide

de indeling
Ha Sammy,

Hoe gaat het? We hebben elkaar lang niet gesproken. Ik belde je, maar ik kreeg helaas je voicemail. Ik dacht ik stuur je even een mailtje.

Misschien kunnen we binnenkort even afspreken. We zouden nog een keer naar de bioscoop gaan. Ik kan maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag.

Laat maar even weten wat jou uitkomt! Tot snel.

Liefs, Luna

Slide 43 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 44 - Tekstslide