Rijn IJssel
Bezoek de website
‹Terug naar zoeken

Vraagzinnen en Vraagwoorden

Vraagzinnen en vraagwoorden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vraagzinnen en vraagwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Vraagwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

WIE?
Wie is jouw juf?
Rena
Wie = een persoon

Slide 4 - Tekstslide

WAT?
Wat ga je doen?
Ik ga lezen.
Wat = een ding/dingen.

Slide 5 - Tekstslide

WAAR?
Waar is juf Rena?
Rena is op school.
Waar = plaats/plek. 

Slide 6 - Tekstslide

WANNEER?
Wanneer heeft Rena vakantie?
Vanaf zaterdag, 24 december.
Wanneer = datum/tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom?
Waarom is Rena op school?
Omdat ze les geeft.
Waarom = reden. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe?
Hoe ga jij naar school?
Met de bus.
Hoe = manier.

Slide 9 - Tekstslide

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Hoe

Slide 10 - Quizvraag

_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer

Slide 11 - Quizvraag

______ is boos?
A
Wanneer
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 12 - Quizvraag

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 13 - Quizvraag

_________ is de school? In Zuidoost.
A
Wie
B
Wanneer
C
Waarom
D
Waar

Slide 14 - Quizvraag

___________ hebben we de toets? Vrijdag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 15 - Quizvraag

_______ ga jij naar school? Om Nederlands te leren.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Waar

Slide 16 - Quizvraag

______ reis jij morgen? Met de trein.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wat

Slide 17 - Quizvraag

wordwall.net

Slide 18 - Link

Begin een vraag met WIE.

Slide 19 - Woordweb

Begin een vraag met WAT.

Slide 20 - Woordweb

Begin een vraag met WAAR.

Slide 21 - Woordweb

Begin een vraag met WANNEER.

Slide 22 - Woordweb

Begin een vraag met WAAROM.

Slide 23 - Woordweb

Begin een vraag met HOE.

Slide 24 - Woordweb

Vraagzinnen
Werkwoord                wie/wat?                    wanneer/wat/waar?

Willen                              jullie                             thee?
Loopt                               hij                                  altijd naar school?
Ga                                     jij                                    boodschappen doen?

Slide 25 - Tekstslide

Let op!!!!!!!!!!!!!!
Vraagzin met jij? 
T moet WEG


Jij loopt naar school.  Loop jij naar school?
Jij gaat naar de zee. Ga jij naar de zee?

Slide 26 - Tekstslide

Maak een vraag:
Jullie gaan elke dag naar de Jumbo.

Slide 27 - Woordweb

Maak een vraag:
Jij zwemt altijd op zondag.

Slide 28 - Woordweb

Maak een vraag:
Jij maakt altijd grappen.

Slide 29 - Woordweb

Maak een vraag:
Hij loopt elke dag naar het bos.

Slide 30 - Woordweb

Maak een vraag:
Wij gaan elke maand naar een restaurant.

Slide 31 - Woordweb

De poes slaapt.
(maak de vraag)

Slide 32 - Open vraag

De jongen drinkt cola.
(maak de vraag)

Slide 33 - Open vraag

wordwall.net

Slide 34 - Link