Wladimir Köppen bedacht een systeem om verschillende klimaten te onderscheiden. Dit noemen we het
klimaatsysteem van Köppen. Als uitgangspunt voor zijn systeem nam hij de
vegetatie (begroeiing), want die is afhankelijk van neerslag en temperatuur. Op basis van de vegetatie bedacht hij 5 hoofdklimaten (zie kaart):
- De A-klimaten: Dit zijn de tropische klimaten vlak bij de evenaar (blauw in de kaart). Hier is het warm en regent het vaak. Hier is de gemiddelde maandtemperatuur altijd boven de 18 graden.
- De B-klimaten: Iets verder van de evenaar regent het veel minder vanwege het hogedrukgebied. Dit zijn de droge gebieden waar veel woestijnen liggen. Hier valt per jaar minder dan 500 mm neerslag.
- De C-klimaten: Dit zijn de gebieden verder van de evenaar.
Door de zee wordt het in de winter nooit echt koud. Dit
worden ook wel de zeeklimaten genoemd. De winter-
maanden zijn gemiddeld warmer dan -3 graden.
- De D-klimaten: Verder landinwaarts en naar het noorden
zijn de winters erg koud. Dit zijn de landklimaten. Hier
zijn de wintermaanden gemiddeld kouder dan -3 graden.
- De E-klimaten: Dit zijn de polaire klimaten. Hier is het
in de zomermaanden gemiddeld kouder dan 10 graden.