Wet van Ohm

Elektriciteit en de wet van Ohm
1 / 8
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICTMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 8 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Elektriciteit en de wet van Ohm

Slide 1 - Tekstslide

De eenheid van stroomsterkte ....
A
Volt
B
Ampere

Slide 2 - Quizvraag

Wat stroomt er door de koperdraden in een stroomkring
A
Elektronen
B
Neutronen
C
Water
D
Protonen

Slide 3 - Quizvraag

R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe luidt de wet van Ohm?
A
U=RI
B
R=UI
C
U=IR
D
I=UR

Slide 5 - Quizvraag

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 6 - Quizvraag

Spanning (U) = 12V
Stroom sterkte (I) = 0,5 A
Wat is de weerstand

A
R= U . I R= 12V x 0,5 A R= 6 ohm
B
R= I/U R = 0,5A / 12V R = 0,042 ohm
C
I = U / R I= 12V /12 ohm I= 1A
D
R = U/I R= 12V /0,5A R=24 ohm

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I

Slide 8 - Quizvraag