Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Rijn IJssel
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Leerjaar 3 - N3 - Lezen en luisteren - Les 02
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Opdr. 1. Wat is de tekstsoort? Welke aanwijzingen krijg je hiervoor?
Slide 4 - Open vraag
Opdr. 1. Wat is tekstdoel? Welke aanwijzingen krijg je hiervoor?
Slide 5 - Open vraag
opdracht 4, boek deel b
Vraag 1.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 6 - Quizvraag
Vraag 2.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 7 - Quizvraag
Vraag 3.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 8 - Quizvraag
Vraag 4.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 9 - Quizvraag
Vraag 5.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Vraag 6.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Lees je bericht nog eens en vat deze in één of twee zinnen samen.
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij.
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij.
C
De samenvatting van een tekst.
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin.
Slide 17 - Quizvraag
Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk.
B
In de samenvatting.
C
In de inleiding of het slot.
D
Dat kun je nooit weten.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding.
B
De laatste zin van het slot.
C
De belangrijkste zin van een tekst.
D
De belangrijkste zin van een alinea.
Slide 19 - Quizvraag
Wat staat er vaak in een kernzin?
A
De minder belangrijke dingen.
B
Een samenvatting.
C
Een hoofdzaak.
D
Een tussenkopje.
Slide 20 - Quizvraag
Wat vertel je wanneer je kort wilt vertellen waar de tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Hoofdzaken en bijzaken op een rij.
D
Hoofdzaken aangevuld met één of twee bijzaken.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband 'voorwaarde'?
A
Als, indien, tenzij, mits
B
En, daarnaast, ook
C
Daardoor, waardoor, waarom, daarom
D
Maar, echter, toch, daarentegen.
Slide 24 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
We waren eerst met tien studenten, daarna kwamen er nog tien bij. Nu is het lokaal te klein.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Voorbeeld
Slide 25 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
Mijn oom kwam in een file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Oorzaak-gevolg
Slide 26 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
Ik heb een laptop. Daarnaast heb ik ook een tablet.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Voorbeeld
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 29 - Tekstslide
De tekst bestaat uit vier zinnen. Wat is volgens jou de belangrijkste zin?
Slide 30 - Open vraag
Als zin 2 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen
Slide 31 - Quizvraag
Als zin 3 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen
Slide 32 - Quizvraag
Welke dubbele betekenis heeft het woord 'grenzeloos' als je let op de titel en de inhoud van de tekst?
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide