H7 - Chemische binding

H7 - Chemische bindingen
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 280 min

Onderdelen in deze les

H7 - Chemische bindingen

Slide 1 - Tekstslide

Atoombouw

Slide 2 - Woordweb

Hoofdgroepen

  • Moleculaire stoffen;
  • Zouten;
  • Metalen.

Slide 3 - Tekstslide

Moleculaire stoffen

  • Stoffen die ontstaan door binding tussen 2 niet-metaal atomen;
  • Moleculen zijn ongeladen en kunnen daardoor geen elektriciteit geleiden



Atomen in molecuul hetzelfde: element
Atomen in molecuul verschillend: verbinding

Slide 4 - Tekstslide

Naamgeving anorganische molecualiare stoffen


Aantal atomen (index) bepaalt naamgeving.
Index vormt numeriek voorvoegsel:
mono, di ,tri, tetra, penta, hexa, hepta, octa, nona, deca


Mono voor het eerste atoom mag weggelaten worden

Laatste atoom in molecuulformule wordt weergegeven met de latijnse naam, eindigend op -ide



H2O: Diwaterstofmono-oxide

Slide 5 - Tekstslide

Latijnse naamgeving 

Slide 6 - Tekstslide



Geef de systematische naam van:
- SO2
- N2O4
- SiHCl3

Slide 7 - Open vraag


Geef de molecuulformule van:
- Difosfortrichloride
- Zwaveltrioxide
- Siliciumdioxide

Slide 8 - Open vraag

Atoombinding 
  • Binding tussen atomen door delen van valentie elektronen;

  • Covalentie (aantal bindingen) is af te leiden uit Periodiek systeem (PS);

  • Elk vrij elektron in de buitenste schil kan een atoombinding aangaan.
      

Slide 9 - Tekstslide

Covalentie

Slide 10 - Tekstslide

Waarom worden halogenen over het algemeen -1 als ion?

Slide 11 - Open vraag

Edelgasconfiguratie
  • Maximaal 8 elektronen in de buitenste schil (4 paren)
  • Octetregel


Bindende elektronenparen
Covalente bindingen

Slide 12 - Tekstslide

Structuurformules


Structuur formule Cl2

Structuur formule O2 =

Slide 13 - Tekstslide

Voeg de atoombindingen toe op basis van de covalentie van de atomen:
1.)                                                                               2.)

Slide 14 - Tekstslide

Upload je uitwerkingen van de vorige slide.

Slide 15 - Open vraag

Elektronegativiteit (EN)
  • Neiging om bindende elektronen paren aan te trekken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

EN-waarde berekenen
  • Binas tabel 40 A.

Slide 18 - Tekstslide


Bereken de EN-waarde van de atoombinding in CaCl2

Slide 19 - Open vraag

Wat voor soort binding is de atoombinding van calciumchloride?

Slide 20 - Open vraag

Voorbeeld 

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Polair (hydrofiel) & Apolair (hydrofoob)





  • Polaire stoffen mengen met polaire stoffen;
  • Apolaire stoffen mengen met Apolaire stoffen.

Slide 23 - Tekstslide


Waarom kunnen polaire stoffen goed mengen met polaire stoffen?

Slide 24 - Open vraag

Intermoleculaire bindingen

Slide 25 - Tekstslide

Vanderwaalsbindingen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Kookpunten







Voor sommige stoffen is het kookpunt veel hoger dan dat men kan verklaren met vanderwaalskrachten.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Waterstofbruggen (H-brug)
Als moleculen de volgende groepen hebben kunnen ze waterstofbruggen vormen en ontvangen:
  • OH
  • NH
  • FH
Een waterstofbrug is een sterke aantrekkingskracht dan vanderwaalsbindingen ( T smeltpunt / Tkookpunt hoger).

Slide 30 - Tekstslide

Vorming H-Bruggen
Groepen die H-bruggen kunnen ontvangen:
  • C=O



Slide 31 - Tekstslide

DNA

Slide 32 - Tekstslide


Waarom is het kookpunt van water (H2O) hoger dan die ethanol (C2H5OH)?

Slide 33 - Open vraag



Rangschik de volgende stoffen op kookpunt (van hoog naar laag):
Methaan (CH4), Ethanol (C2H5OH), hexanol (C6H13OH), water.
A
Methaan, ethanol, water, Hexanol
B
Methaan, hexanol, ethanol, water
C
Methaan, ethanol, hexanol, water
D
Ethanol, methaan, water, hexanol

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide


Welke verbindingen worden verbroken en opnieuw gevormd als water met ethanol (C2H5OH) gemengd wordt?

Slide 36 - Open vraag

Ruimtelijke structuur
  • De elektronenformules geven weer hoeveel valentie elektronen een atoom heeft; 

  • Door elektronenformules van verschillende atomen te koppelen krijg je een Lewisstructuur; 

  • Op basis van de elektronen paren om het centrale atoom bepalen we het omringingsgetal (geeft de structuur weer).


Slide 37 - Tekstslide

Omringingsgetal

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Lewisstructuren
  • Teken de atoombindingen tussen de atomen volgens de covalentie
    ;
  • Ga na of de atomen nu 8 elektronen of 4 elektronenparen om zich heen hebben (octectregel). 

Slide 40 - Tekstslide

Omringingsgetal (VSEPR-methode)

  • 2 atoombindingen
  • 2 niet-bindende elektronenparen


  • Omringingsgetal = 4
  • Tetraëder structuur

Slide 41 - Tekstslide

Lewisstructuur CO2
  • Centrale atoom is koolstof;
  • Teken om elektronenparen een cirkel;
    - Dubbele binding telt als één atoombinding (niet flexibel)


  • Omringingsgetal =
  • Lineair

Slide 42 - Tekstslide


Bepaal het omringingsgetal zwaveltrioxide (SO3);
Teken de structuur

Slide 43 - Open vraag


Leg uit en/of teken waarom CO2 apolair is en water polair.

Slide 44 - Open vraag


Tetra (CCl4) mengt goed met hexaan (C6H14) maar niet met water. Leg uit hoe dit kan?

Slide 45 - Open vraag


Welke bindingen/ aantrekkingskrachten worden verbroken en opnieuw gevormd bij het mengen van tetra (CCl4) met hexaan (C6H14) stoffen?

Slide 46 - Open vraag

Ionen
  • Groot verschil in EN-waarde;
  •  Elektronen worden afgestaan of opgenomen door atomen.

Slide 47 - Tekstslide

Zouten
  • Zouten bestaan uit:
       - Positief en negatief ion

  • Totale lading is neutraal
    - Positieve en negatieve lading moet gelijk zijn

Slide 48 - Tekstslide

Positieve ionen
  • Sommige metalen kunnen verschillende ladingen hebben;
  • Alleen bij deze ionen wordt de lading vermeld met een romeins cijfer (I, II, III, IV, V, VI, VII. VIII, IX, X)

Slide 49 - Tekstslide

Naamgeving zouten
  • Zouten worden weergeven met een verhoudingsformule 
    - Noem eerst het metaal-ion
    - (Cu, Pb, Fe, Cr, Sn, Hg, Mn) kennen meerdere valenties


  • Noem dan het negatieve ion met de Latijnse naam
  • Zoutnamen kennen NOOIT voorvoegsels

Slide 50 - Tekstslide


Geef de namen van de volgende zouten:
1. CaCl2                        3. Mg3(PO4)2          5. Fe2(SO4)3
2. CuOH                      4. FeCl2

Slide 51 - Open vraag

Opstellen verhoudingsformules
De formule van een zout wordt bepaald door de verhouding van de ionen waarbij de totale lading neutraal moet zijn !!

Slide 52 - Tekstslide


Geef de verhoudingsformules van:



Magnesiumchloride, natriumhydroxide, Mangaan(IV)fosfaat, IJzer(II)nitraat, Koper(I)sulfaat

Slide 53 - Open vraag

Samenvatting 

Slide 54 - Tekstslide