DID-T LE04 LW4 H5

De sportleider als lesgever
Hoofdstuk 5;
Organisatie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DidactiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De sportleider als lesgever
Hoofdstuk 5;
Organisatie

Slide 1 - Tekstslide

Het begrip organisatie;
De elementen tijd, ruimte, materiaal, de groep en jezelf als lesgever, in de les zodanig regelen, dat er een goedlopend geheel ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

Organisatie?

Slide 3 - Woordweb

Welke drie elementen heten samen de 'opstelling'?
A
Tijd, materiaal en lesgever
B
lesgever, materiaal en SB- deelnemers
C
SB- deelnemers, lesgever en tijd
D
Materiaal, SB- deelnemers en tijd

Slide 4 - Quizvraag

Je organisatie moet voldoen aan de VID-regel. Waar staat VID voor?
A
Veranderbaar, intensief en doelmatig
B
Veranderbaar, individueel en doordacht
C
Veilig, Individueel en doordacht
D
Veilig, Intensief en doelmatig

Slide 5 - Quizvraag

Frits merkt tijdens het lesgeven dat de opstelling met de plank, kast en mat niet tot het gewenste leerresultaat leidt. Hij besluit hier iets aan te doen. Wat doet Frits organisatorisch gezien?
A
Frits past de opstelling aan, gericht op het verhogen van de veiligheid
B
Frits past de opstelling aan, gericht op het verhogen van de sfeer.
C
Frits past de opstelling aan, gericht op het verhogen van de doelmatigheid
D
Frits past de opstelling aan, gericht op het verhogen van de intensiteit

Slide 6 - Quizvraag

Bij een goedgeorganiseerde les zijn zo veel mogelijk SB-deelnemers actief. Welke van deze factoren bepalen hoe intensief een les kan zijn?
A
Het vaardigheidsniveau van de deelnemers
B
je LVF
C
de ervaring van de lesgever
D
de fase van het motorisch leerproces

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Welke opstelling zien we op de volgende pagina?

Slide 9 - Tekstslide


A
Visgraatopstelling
B
Vrije opstelling
C
Kolomopstelling
D
Hoefijzeropstelling

Slide 10 - Quizvraag

Start van de les
Tijdens de les
LVF
Vlak voor de les
Nadenken over de groepsindeling
Opvangen van de deelnemers
Kort inleidend praatje
Houden van overzicht

Slide 11 - Sleepvraag

I: Het werken in meerdere groepjes is een voorbeeld van inhoudelijke differentiatie
II: Het aanpassen van de materialen aan het niveau van de deelnemers is een voorbeeld van organisatorische differentiatie
A
Alleen stelling II is juist
B
Stelling I en II zijn beide onjuist
C
Alleen stelling I is juist
D
Stelling I en II zijn beide juist

Slide 12 - Quizvraag

Er bestaan verschillende organisatievormen. Van welke organisatievorm is het oefenen van balanceren in vier verschillende situaties een voorbeeld?
A
Bewegingsbaan
B
Stationsvorm met heterogene oefenstations
C
stationsvorm met homogene oefenstations
D
Parcours

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens de inleiding lopen de deelnemers rondjes in de gymzaal. Van de lesgever krijgen ze allerlei opdrachten om al lopend uit te voeren. Wat is in dit geval organisatorisch de beste positie van de lesgever?
A
Meelopen met de deelnemers
B
aan de zijkant van de zaal
C
in het midden van de zaal
D
tegen de groep inlopen

Slide 14 - Quizvraag