Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Rijn IJssel
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Economy period 2 lesson 4
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Kies de juiste volgorde
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
Keith
used to watch
television
in his room
at bedtime.
Wie
-
doet
-
wat
-
waar
- wanneer.
Slide 6 - Tekstslide
Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight
Slide 7 - Sleepvraag
wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training
every Sunday
their son
Slide 8 - Sleepvraag
Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.
Slide 9 - Quizvraag
Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Hoe ga je te werk?
1. zoek als eerst het zelfstandig werkwoord op.
2. plaats dan het bijwoord van frequentie VOOR het werkwoord.
LET OP!
Als het werkwoord een vorm is van to be (am, are, is, was, were) dan staat het bijwoord van frequentie ACHTER het werkwoord.
Slide 12 - Tekstslide
Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.
Slide 13 - Quizvraag
Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.
Slide 14 - Quizvraag
1. He _________ listens __________ to the radio.
2. They ___________ read ___________ a book.
3. Tom _________ is _________ very friendly.
4. Pete _________ gets _________ angry.
5. We _________ are _________ on time.
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Tekstslide
Linking words helpen je om een tekst/zin te begrijpen
Linking words helpen je om goede Engelse zinnen te schrijven
Linking words zijn dus belangrijk!!
We gaan de betekenis leren & het gebruik oefenen
Slide 17 - Tekstslide
Linking words
zijn woorden die twee zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden
example
I am going home. I am going to eat pizza.
I am going home
and
I am going to eat pizza.
Slide 18 - Tekstslide
Verschillende soorten
toevoeging: and, also, too
tegenstelling: but, however, although
oorzaak/gevolg: because, since, so
voorbeelden geven: such as, for example
opsomming: first, second, next
verduidelijken: clearly, obviously, in fact
Slide 19 - Tekstslide
Oefen op de volgende sites
Slide 20 - Tekstslide
https:
Slide 21 - Link
https:
Slide 22 - Link
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide