Drugs

Verslavende middelen 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Verslavende middelen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welke genotmiddelen ken je allemaal?
Genotmiddel = product waardoor je je lekker gaat voelen.
Voorbeelden:
- alcohol                                    - chocola en suiker
- sigaretten                             - cocaine 
- wiet                                          - heroine
- xtc
- lachgas
- koffie

Slide 3 - Tekstslide

Ik ken/ik ben iemand die wel eens drugs heeft gebruikt
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat kunnen redenen zijn waarom iemand drugs gaat gebruiken?

Slide 5 - Woordweb

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
Drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 6 - Quizvraag

Drugs hebben invloed op je hersenen. 
Drugs hebben invloed op de manier hoe je de wereld waarneemt. 
Ze kunnen:
  • Een verdovend effect hebben zoals alcohol, heroïne, GHB en hasj 
  • Opwekkend zijn zoals tabak, XTC, speed, cocaïne 
  • Bewustzijnveranderend zijn zoals LSD, paddo’s, hasj en wiet.

Slide 7 - Tekstslide

Drugs die gedoogd worden zijn..
A
Hasj
B
Wiet
C
Truffels
D
XTC

Slide 8 - Quizvraag

Heb je thuis weleens gepraat over drank en drugs?
A
Ja, over beide
B
Ja, alleen over alcohol
C
Nee
D
Ja, alleen over drugs

Slide 9 - Quizvraag

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt. 
Bij het blowen van een joint wordt wiet gebruikt. Soms wordt een joint vermengt met tabak. Wiet wordt gemaakt van de bloemtoppen van de hennepplant. 
Het kweken van deze planten gebeurt meestal illegaal (denk aan de nieuwsberichten over het oprollen van een illegale hennepkwekerij!) 

Slide 11 - Tekstslide

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas. 

Blowen versterkt je stemming.
Blowen zorgt er juist voor dat je niet goed kunt opletten en dat het geheugen niet zo goed werkt. 
Logisch nadenken wordt juist moeilijker.

Slide 13 - Tekstslide

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt. 

De wet zegt dat je na het roken van een joint niet mag deelnemen aan het verkeer; je bent dan onder invloed van drugs.
Je mag dus ook niet fietsen, want ook dan neem je deel aan het verkeer. Datzelfde geldt ook voor alcohol. 

Slide 15 - Tekstslide

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis. 

Cannabis is de benaming voor wiet, hasj of hasjolie en kan gerookt of gegeten worden zoals in space-cake.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet. 

Het maken van XTC-pillen is illegaal en gebeurt in laboratoriums die niet gecontroleerd worden door de overheid. Bij het maken van medicijnen is die controle er wel. Je weet dus nooit welke stoffen in een XTC-pilletje zitten. Ze zien er ook steeds weer anders uit. Er zit voornamelijk MDMA (methyleendioxymethamfetamine) in de pillen.

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Verdovende middelen
Opwekkende middelen
Bewustzijnsveranderende middelen
GHB
XTC
Paddo's
Wiet
Hasj
Speed
Cocaine
Lachgas

Slide 23 - Sleepvraag

Indeling Drugs
Verdovend
Opwekkende
  • Cafeïne
  • Nicotine
  • Cocaïne
  • Amfetamine
  • XTC¹
  • Anti-depressiva

Verdovend
  • Alcohol
  • Heroïne

  • Cannabis
  • Slaapmiddelen
  • Kalmerings-middelen
  • Anti-psychotica
Bewustzijnsveranderend
  • XTC²
  • Cannabis
  • LSD
  • Paddo’s
  • Lachgas

Indeling van Drugs

Slide 24 - Tekstslide

Van welke drugs gaat je hartslag omhoog?
A
Opwekkende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijn veranderende middelen

Slide 25 - Quizvraag

Welke drugs is softdrugs
A
XTC
B
LSD
C
Cannabis
D
Heroïne

Slide 26 - Quizvraag

Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:

1. de hoeveelheid die je inneemt
2. hoe je je op dat moment voelt
3. de omgeving
4. de soort drugs die je gebruikt

Slide 27 - Tekstslide

Drugs worden via het bloed door het lichaam verspreid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Welke wet is voor drugs?
A
Tabaks- en rookwaren wet
B
Opiumwet

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Gebruik van lachgas
De afgelopen jaren gebruiken steeds meer jongeren en jongvolwassenen lachgas als een roesmiddel. Het middel wordt dan geïnhaleerd uit een ballon gevuld met lachgas uit slagroompatronen. Deze patronen zijn eigenlijk bedoeld als drijfgas om er slagroom uit een cilinder mee te kunnen spuiten. 

Het risico op ernstige acute gezondheidsincidenten is gering, maar negatieve effecten op de gezondheid op de kortere en langere termijn komen wel degelijk voor.

Slide 31 - Tekstslide

Frequentie gebruik
Het gebruik van lachgas is het hoogst onder jongeren en jongvolwassenen uitgaanders. 
Lachgas wordt meestal samen met anderen gebruikt. Het grootste deel doet het af en toe en gebruikt dan één of een paar ballonnen per persoon. 
Maar naast deze gelegenheidsgebruikers zijn er ook jongeren met een extremer gebruikspatroon waarbij in groepsverband heel veel lachgas op een avond wordt gebruikt (‘bingen’). 

Slide 32 - Tekstslide