ROC Mondriaan

Code + Deel 4 Hoofdstuk 5 introductie en 5.1

H5: ik zie ik zie wat jij niet ziet
In dit hoofdstuk leren we:
- over psychologie en taal
- grammatica: participium presens (de gaande tijd)
- over lidwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5: ik zie ik zie wat jij niet ziet
In dit hoofdstuk leren we:
- over psychologie en taal
- grammatica: participium presens (de gaande tijd)
- over lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Ik ben niet competitief (0) en wel coöperatief (10).
010

Slide 2 - Poll

Ik ben goed in plannen en organiseren (10).
0100

Slide 3 - Poll

Ik ben niet introvert (0), maar extravert (10)
0100

Slide 4 - Poll

Ik hou van nieuwe ervaringen en verandering (10)
010

Slide 5 - Poll

Ik word niet snel gespannen (0), maar kan goed omgaan met een hoge werkdruk (10)
010

Slide 6 - Poll

Maak nu de korte persoonlijkheidstest
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Subthema 1. Waarneming




lees de tekst op blz. 126

Slide 8 - Tekstslide

Lees de tekst op blz 127/8 in 3 minuten.
Wat is de juiste conclusie?
A
Bij het waarnemen van beweging spelen de hersenen een belangrijke rol.
B
Waarneming is een proces waarbij alleen onze ogen een rol spelen.
C
Waarneming is relatief.

Slide 9 - Quizvraag

Intensief lezen
Lees nu de tekst nogmaals, met je woordenboek.
Maak ook alvast de vragen.


timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

1. Uit het experiment in alinea 2 blijkt dat de proefpersoon ...
A
De strepen ziet bewegen als de laptop beweegt.
B
De strepen ziet bewegen als hij zelf beweegt.
C
De strepen ziet stilstaan als de laptop beweegt.

Slide 11 - Quizvraag

2. De 'illusie van stilstand' (r. 17) treedt op als degene die de beweging waarneemt, zelf stilstaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

3. Wat is NIET waar?
A
Bij het waarnemen wordt het beeld op het netvlies geprojecteerd.
B
De prikkels die de mens ontvangt, worden door de hersenen geïnterpreteerd.
C
Het waarnemen van beweging is alleen mogelijk als de ogen zelf bewegen.

Slide 13 - Quizvraag

4. Wat houdt de 'wet van Weber' in?
De mens is niet goed in staat om ..
A
kleine verschillen waar te nemen.
B
onbekende patronen waar te nemen.
C
plotselinge beweging waar te nemen.

Slide 14 - Quizvraag

5. Het proefje in de laatste alinea toont hetzelfde aan als de experimenten uit de andere alinea's.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Opdr. 7 --> Wet van Weber
Volgens de wet van Weber is het moeilijk om kleine veranderingen waar te nemen. Dat gaan we nu uitproberen.

  • Twee cursisten kijken een keer goed de klas rond en nemen in zich op hoe alles eruitziet. Daarna gaan ze naar buiten.
  • Terwijl de 2 cursisten buiten zijn, wordt er in de klas van alles veranderd.
  • Als de twee weer binnenkomen, horen zij hoeveel dingen er zijn veranderd. Ze beschrijven deze veranderingen zo gedetailleerd mogelijk. Hoeveel veranderingen zien ze wel/niet?

Slide 16 - Tekstslide

6.1 Welke woorden horen bij het werkwoord?
'Lex Wertheim neemt me mee naar zijn werkkamer'

Slide 17 - Open vraag

6.2 Welke woorden horen bij het werkwoord?
'Kijk goed naar wat er met de strepen gebeurt'

Slide 18 - Open vraag

6.3 Welke woorden horen bij het werkwoord?
'Die hangt af van de manier waarop we de binnengekomen informatie verwerken.'

Slide 19 - Open vraag

6.4 Welke woorden horen bij het werkwoord?
'aan een boom waaraan honderd appels hangen, zie je geen verandering (..).'

Slide 20 - Open vraag

6.5 Welke woorden horen bij het werkwoord?
'Het brein bouwt dus zelf zijn visuele wereld op'.

Slide 21 - Open vraag

Opdracht 8
Werkblad Optische illusies

Slide 22 - Tekstslide

Luister naar de tekst
Als je de onderstaande introductie leest, wat verwacht je dan te horen?

'je gaat luisteren naar een fragment uit een radioprogramma van de VPRO over de vijf zintuigen. Marnix Koolhaas, zelf radiomaker, vertelt welk zintuig voor hem het belangrijkste is en waarom.

Slide 23 - Tekstslide

Grammatica:
participium presens:
Van het werkwoord wordt bijwoord/bijvoeglijk naamwoord gemaakt, waarmee je kan vertellen dat iets dat werkwoord 'aan het doen' is.

1. De cursisten kijken de docent lachend aan.
2. In een snel rijdende auto kun je de beweging niet zien.

Slide 24 - Tekstslide

Spreektijd! :D
Zet de tafels in een 'speeddate' opstelling, maar laat er genoeg ruimte tussen om een rustig gesprek te kunnen voeren.

Opdracht 5 en 6.1: in een vast 2/3-tal.
Opdracht 6.2: meerdere keren als 'speeddate'
timer
20:00

Slide 25 - Tekstslide