Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
ROC Mondriaan
‹
Terug naar zoeken
maandag 23 september
Een paard eet veel, maar een olifant eet nog .........
1 / 21
volgende
Slide 1:
Open vraag
NT2
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
10 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Een paard eet veel, maar een olifant eet nog .........
Slide 1 - Open vraag
maandag 16 en 23 september
We gaan even herhalen.
Slide 2 - Tekstslide
Welke zin is goed?
A
Oma gaat morgen naar Den Haag verhuizen.
B
Oma morgen gaat verhuizen naar Den Haag.
C
Oma gaat verhuizen morgen naar Den Haag.
Slide 3 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
We komen naar school elke woensdag.
B
We elke woensdag komen naar school.
C
We komen elke woensdag naar school.
D
We naar school komen elke woensdag.
Slide 4 - Quizvraag
Je broer staat aan de overkant van de straat. Welke zin is goed:
A
Dit is mijn broer.
B
Dat is mijn broer.
C
Dit zijn mijn broer.
D
Dat zijn mijn broer.
Slide 5 - Quizvraag
De bekers staan dichtbij.
A
Dit zijn mooie bekers.
B
Dat zijn mooie bekers.
C
Dat is mooie bekers.
D
Dat zijn mooie bekers.
Slide 6 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Er is tuin.
B
Er zijn een tuin.
C
Er zijn tuinen.
D
Er is tuinen.
Slide 7 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Er is een nieuwe keuken.
B
Er is nieuwe keuken.
C
Er zijn een nieuwe keuken.
Slide 8 - Quizvraag
Ik wilde naar buiten gaan, ....... het regent.
A
dus
B
want
C
maar
D
en
Slide 9 - Quizvraag
Het regent, ....... ik ga niet naar buiten.
A
maar
B
want
C
en
D
dus
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Ik zie de roode stoel.
B
Ik zie de rode stoel.
C
Ik zie de rood stoel.
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Ik koop de houte tafel.
B
Ik koop de hout tafel.
C
Ik koop de houten tafel.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is goed?
A
We koomen te laat.
B
We komt te laat.
C
We kom te laat.
D
We komen te laat.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Hij rijd naar huis.
B
Hij rijden naar huis.
C
Hij rijdt naar huis.
Slide 14 - Quizvraag
De jongen is ......... dan het meisje.
A
groot
B
grooter
C
groter
Slide 15 - Quizvraag
De taart is ......... dan de koekjes.
A
duur
B
durer
C
duurder
D
duurer
Slide 16 - Quizvraag
Ik fiets graag, maar mijn buurman wandelt.........
Slide 17 - Open vraag
De goedkope pan is goed, maar de dure pan is ........
Slide 18 - Open vraag
Ik heb weinig pennen, maar jij hebt er nog ......
Slide 19 - Open vraag
Een varken is dikker ..... een hond.
Slide 20 - Open vraag
Mijn vriend en ik zijn ....... oud.
Slide 21 - Open vraag