Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
ROC Mondriaan
‹
Terug naar zoeken
WOORDENSCHAT 13
woordenschat 13
2F
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
woordenschat 13
2F
Slide 1 - Tekstslide
significant
A
betekenisvol
B
onderscheidend
C
begripvol
Slide 2 - Quizvraag
interventie
A
inventief
B
tussenkomst
C
interneren
Slide 3 - Quizvraag
adolescenten
A
bijna volwassenen
B
voetbalsupporters
C
niet-volwassenen
Slide 4 - Quizvraag
integraal
A
motorhelm
B
integriteit
C
over de gehele linie
Slide 5 - Quizvraag
gepaard gaan met
A
in tweetallen opstellen
B
samengaan met
C
een relatie krijgen
Slide 6 - Quizvraag
medium
A
instrument voor overdracht informatie
B
tussenwerpsel
C
halverwege
Slide 7 - Quizvraag
fenomeen
A
gereedschap
B
meteorologische term
C
verschijnsel
Slide 8 - Quizvraag
criticus
A
beroepscode
B
beoordelaar
C
verzamelaar
Slide 9 - Quizvraag
parallel
A
evenwijdig
B
kruislings
C
tegengesteld
Slide 10 - Quizvraag
koloniseren
A
ontsmetten
B
rang in het leger
C
bezetten
Slide 11 - Quizvraag
woordenschat 13
3F
Slide 12 - Tekstslide
licentie
A
vestiging
B
vermelding
C
vergunning
Slide 13 - Quizvraag
maestro
A
kunstenaar, dirigent, sporter enz. die uitblinkt
B
kunstenaar, dirigent, sporter enz. met pensioen
C
kunstenaar, dirigent, sporter enz. met podiumangst
Slide 14 - Quizvraag
oeuvre
A
alles wat een boer verbouwt
B
het totale vermogen van een onderneming
C
het gezamenlijke werk van een kunstenaar
Slide 15 - Quizvraag
penicilline
A
geneesmiddel voor trauma's
B
geneesmiddel voor infectieziekten
C
geneesmiddel tijdens een operatie
Slide 16 - Quizvraag
rekest / rekwest
A
rekening, nota
B
verzoek- of smeekschrift
C
rekwisiet in het theater
Slide 17 - Quizvraag
schreien
A
(zachtjes) huilen
B
(langzaam) lopen
C
(hard) schreeuwen
Slide 18 - Quizvraag
staccato
A
met grote stappen
B
met kleine tussenruimte
C
met kleine moeite
Slide 19 - Quizvraag
territorium
A
jachtgebied van een mens of roofdier
B
staatsvorm
C
grondgebied van een staat of van een dier
Slide 20 - Quizvraag
verslonzen
A
verwaarlozen
B
verslaan
C
verordonneren
Slide 21 - Quizvraag
zwezerik
A
continu zeurend kind
B
klierachtig, hormoonvormend orgaan
C
geïmplanteerd orgaan
Slide 22 - Quizvraag