M2 - week 6

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 3

Week 6 - les 1

- Wij herhalen woordenschat

- Wij gaan verder met thema 1: 

   Klanten en gasten ontvangen

    - spellen

    - gesprekjes voeren: 

       in- en uitchecken

- Wij spelen kennismakingsbingo

   

1. Aparcamiento
2. Pausa

1. Tarjeta de crédito
2. Permiso de conducir

1. Habitación individual
2. Bienestar

1. Secador de pelo
2. Peluquería

Vertaal:
Hoe spreek je dat uit?

1. ¿Cómo se deletrea?
2. ¿Cómo se escribe?
3. ¿Cómo se pronuncia?
4. ¿Cómo se habla?

Welke vraag stel je NIET bij het inchecken?

1. ¿Cuántas personas son ustedes?
2. ¿A qué nombre ha reservado?
3. ¿Cuál es su número de reserva?
4. ¿Lo puedo preguntar algo?

Wat zeg je bij het uitchecken?

1. Esperamos recibirle de nuevo
2. Bienvenidos
3. ¿Quiere usar caja fuerte?
4. El bienestar está cerrado

Wat heb je in februari nodig in een Spaans hotel?

1. calefacción
2. aire acondicionado

En naar welk zwembad ga je in februari?

1. una piscina exterior
2. una piscina interior

Als je je kleding gewassen wilt hebben, maak je gebruik van

1. El servicio de lavandería
2. El servicio de planchado
3. El servicio de traslado
4. El servicio médico

Als je je huisdieren meeneemt, mag dat als er staat

1. Se prohiben mascotas
2. Se admiten animales domésticos
3. Se admiten perros
4. Se prohiben animales domésticos

Las tareas

Wat?	Maak opdracht 1.14 op pag 30-31
Hoe?	In tweetallen
Tijd?	15 minuten
Hulp?	Boek
Eerder klaar?	Bereid opdracht 1.15 en 1.16 voor

Las tareas

Wat?	Voer het gesprek van opdracht 1.15 op pag 32
Hoe?	In tweetallen
Tijd?	10 minuten (waarvan 5 voorbereiding)
Hulp?	Boek, opdracht 1.12 en 1.14
Eerder klaar?	Bereid opdracht 1.16 voor

Bienvenidos

- Wij herhalen de datum en de tijd

- Wij oefenen de getallen

- Wij leren over belangrijke 

   feestdagen

- Wij leren de rangtelwoorden

   

Waarom getallen leren?

1. La fecha: de datum

   ¿Que día es hoy? : Welke dag is het vandaag?

    - Hoy es miércoles quince de octubre de 2014.

2. Mi edad: mijn leeftijd

    ¿ Qué edad tiene usted? / ¿ Cuántos años tienes?

    - Tengo 25 años : Ik ben 25 jaar oud. (Soy 25 )

Waarom getallen leren?

3. Bij reserveringen:

   Mi número de teléfono: mijn telefoonnummer

    - Mi número de teléfono es el 0478/67 98 45.

   Mi dirección: mijn adres

   - Vivo en la calle Velázquez, 35 en Madrid.

   El precio : de prijs

    El importe total es de 683,75 €

Días de la semana

Meses del año

Hoy es lunes, diecisiete de octubre

De tijd

De tijd

De tijd

Noem bij elke klok de juiste tijden

Eerste t/m tiende

De rangtelwoorden geven de rangorde in een reeks aan. Bepaalde rangtelwoorden geven een absolute positie in de reeks aan, onbepaalde een relatieve.

In het Spaans staan de bijvoeglijke naamwoorden bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord

Uitzonderingen: mucho, poco & rangtelwoorden (1e, 2e, 3e, enz.)

Los números ordinales

De tweede kat (mnl) --> el segundo gato 

De tweede kat (vrl) --> la segunda gata

1. Het rangtelwoord past zich aan het zelfst. nw. aan

2. Het rangtelwoord staat vóór het zelfst. nw.

UITZONDERINGEN 

el primer gato/ la primera gata

el tercer gato/la tercera gata

Las fiestas

el 6 de enero se celebra el día de los Reyes Magos

14 februari =  el día de los enamorados

maart           =  las Fallas

1 mei             = la fiesta del trabajo

23 juni          = San Juan

juli                  = san Fermín

Las fiestas

el 6 de enero se celebra el día de los Reyes Magos

12 oktober       =  el día de la Hispanidad 

1 november     =  el día de Todos los Santos

2 november    = el Día de Muertos

6 december    = el día de la Constitución

24 december  = Navidad

Evaluatie

- Hoe ging het?

- Wat heb je nodig?

Extra (online) oefeningen

1. werkwoorden vervoegen

2. woordenschat

3. woordvolgorde

4. 25 belangrijke werkwoorden om te leren

5. veelgebruikte bijvoeglijke naamwoorden

6. bijvoeglijke naamwoorden

7. gebruik van de werkwoorden ser, estar, hay en tener

www.verbuga.eu

www.ver-taal.com

https:

aprendehablando.com

https:

www.todo-claro.com