In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
Slide 1 - Tekstslide
DOEL
- je weet dat een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot (herhaling)
- je kunt de functie van de inleiding en het slot van een tekst benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Weet je nog? Wat is oriënterend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 3 - Quizvraag
Weet je nog? Wat is globaal lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 4 - Quizvraag
Weet je nog? Wat is precies lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 5 - Quizvraag
Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot
Slide 6 - Quizvraag
Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea
Slide 8 - Quizvraag
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld
Slide 9 - Quizvraag
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 11 - Quizvraag
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 13 - Open vraag
Op welke vraag wil de tekst antwoord geven?
Slide 14 - Open vraag
In welke alinea wordt uitgelegd waardoor er steeds meer kinderen met handschriftproblemen komen?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 2?
A
Volgens handschrifttherapeut Peggy de Vries hebben handschriftproblemen vooral te maken met het feit dat de overheid aan het vak Schrijven geen prioriteit meer geeft.
B
De Vries vindt het logisch dat het resultaat een toenemend aantal kinderen met handschriftproblemen is.
C
Alinea 3
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 3?
A
Een slecht leesbaar handschrift leidt vaak tot grote frustratie bij een leerling.
B
Per slot van rekening wordt zo'n 50 procent van de tijd op school besteed aan schrijftaken voor diverse vakken.
C
Alinea 3
Slide 17 - Quizvraag
Welke oorzaken van handschriftproblemen noemt de tekst?
A
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool .
B
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs.
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs. Ook motorische beperkingen veroorzaken handschriftproblemen.
Slide 18 - Quizvraag
Uit hoeveel stappen bestaat de werkwijze van handschrifttherapeut De Vries?
A
3 stappen
B
4 stappen
C
5 stappen
D
6 stappen
Slide 19 - Quizvraag
Noteer het kernwoord van stap 1
Slide 20 - Open vraag
Noteer het kernwoord van stap 2
Slide 21 - Open vraag
Noteer het kernwoord van stap 3
Slide 22 - Open vraag
Noteer het kernwoord van stap 4
Slide 23 - Open vraag
Noteer de kernwoorden van stap 5
Slide 24 - Open vraag
Citeer uit alinea 6 de zin die de hoofdgedachte van de tekst het best weergeeft.
Slide 25 - Open vraag
INLEIDING
- vertelt op een interessante en boeiende manier wat het onderwerp van een tekst is
Slide 26 - Tekstslide
INLEIDING
Naast het onderwerp wordt bijvoorbeeld:
- de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd
- een voorbeeld bij het onderwerp gegeven
- een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld
- een belangrijke vraag gesteld
- een mening (over het onderwerp) gegeven
- de hoofdgedachte van een tekst genoemd
-een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd
- een korte samenvatting van de tekst gegeven
Slide 27 - Tekstslide
MIDDENSTUK (KERN)
- bestaat vaak uit meerdere alinea's
- vertelt in elke alinea iets nieuws over het onderwerp (deelonderwerpen)
- elke alinea kan een tussenkopje hebben
Slide 28 - Tekstslide
SLOT
- dit is de afronding van de tekst
Slide 29 - Tekstslide
SLOT
In de afrondig wordt bijvoorbeeld:
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd
- een advies gegeven
- een conclusie getrokken
- een korte samenvatting van de tekst gegeven
- een toekomstverwachting genoemd
- een vraag uit de inleiding beantwoord
Slide 30 - Tekstslide
GELEERD?
- je weet dat een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot (herhaling)
- je kunt de functie van de inleiding en het slot van een tekst benoemen
Slide 31 - Tekstslide
Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.
Slide 32 - Open vraag
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.