Steden opdracht

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Steden opdracht

Je hebt vandaag alleen een pen nodig!

Planning

1. Terugblik 2.1 (5 min)

2. Instructie (5 min)

3. Aan de slag (40 min)

3. Afsluiting van de les (10 min)

Terugblik 2.1

1. Wat is het verschil tussen een megastad en een wereldstad?

2. Hoe verschilt het leven in een megastad voor arm en rijk?

3. Wat zijn de vier kenmerken van een stad?

Arm

1. Wonen in krottewijken.
2. Slechte hygiene en veel ziektes.
3. Minder kans om naar school te gaan.

Megastad heeft minimaal 10 miljoen inwoners.

Wereldstad is groot en belangrijk op het gebied van economie, cultuur en politiek in de wereld.

1. Heeft een minimum aantal inwoners (verschilt per land).
2. Dicht bebouwd in vergelijking met de omgeving.
3. Inwoners werken vooral in secundaire en tertiaire sector.
4. Groot aantal voorzieningen, waar ook het omliggende gebied gebruik van maakt.

Rijk

1. Wonen in een goede buurt of villawijk.
2. Kinderen kunnen vaker studeren.
3. Veel voorzieningen aanwezig (winkels, sportclubs, scholen).

Overleg in tweetallen

Rad draaien in magister

Maak groepjes van drie

Let op dat er niemand overblijft!

7 groepjes van 3 , 1 groepje van 2

- Zelf groepjes maken

- Bij twijfel over groepje: 

Is dit wel een goed idee? Ik denk dat jullie het kunnen, maar als ik zie dat het niet werkt dan zet ik een van jullie bij een ander groepje.

Steden opdracht

Stap 1: Afbeeldingen ordenen

Verdeel de afbeeldingen die jullie bij elkaar vinden passen in diverse categorieën.

Stap 2: Bijschriften zoeken

Schrijf bij elke afbeelding het volgens jullie juiste bijschrift.

Stap 3: Afbeeldingen labelen

Welke vinden jullie positief en negatief? Plak een groen of een rode sticker op de afbeeldingen.

Stap 4: Bevindingen bespreken

Docent voegt twee groepjes samen. De groepjes stellen elkaar de drie vragen:

 1. Waarom hebben jullie gekozen voor deze categorieën?

2. Welke keuzes hebben jullie gemaakt om de juiste bijschriften te vinden?

3. Over welke afbeelding(en) waren jullie het niet of juist wel eens?

Stap 1

Afbeeldingen ordenen

Verdeel de afbeeldingen die jullie bij elkaar vinden passen in diverse categorieën.

Stap 2

Bijschriften zoeken

Schrijf bij elke afbeelding het volgens jullie juiste bijschrift.

Stap 3

Afbeeldingen labelen

Welke vinden jullie positief en negatief? Plak een groen of een rode sticker op de afbeeldingen.

Stap 4

Bevindingen bespreken

Docent voegt twee groepjes samen. 

De groepjes stellen elkaar de drie vragen:

1. Waarom hebben jullie gekozen voor deze categorieën?
2. Welke keuzes hebben jullie gemaakt om de juiste bijschriften te vinden?
3. Over welke afbeelding(en) waren jullie het niet of juist wel eens?

Voegen twee groepjes samen (4 groepjes totaal).

Aan elkaar de vragen stellen

Welke groepjes hadden verschillende categorieën.

Welke afbeeldingen waren jullie niet eens.

Duidelijke verschillen

Bijschrift met afbeelding die verrassend waren. Hadden we zelf niet bedacht.

 

Afsluiting

Vul het formulier met de vier vragen individueel in.

Klaar? Inleveren bij docent.

Volgende week woensdag bespreken we de projectweek resultaten.