ROC Mondriaan

HS 2 belastingen-Inkomstenbelasting- inleiding en box

HS 2 belastingen-Inkomstenbelasting- inleiding en box
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

HS 2 belastingen-Inkomstenbelasting- inleiding en box

Slide 1 - Tekstslide

Bedenk welke inkomsten je allemaal kunt krijgen:

Slide 2 - Open vraag

Wie zijn er belastingplichtig voor de inkomstenbelasting (IB)?
A
rechtspersonen
B
bedrijven
C
natuurlijke personen en rechtspersonen
D
natuurlijke personen

Slide 3 - Quizvraag

Veronique heeft in haar woonplaats Groningen een eenmanszaak in handwerken. Beatrijs is een Duitse dame die met de auto vanuit Duitsland naar Groningen rijdt om bij Veronique te werken.
Is Veronique in Nederland belastingsubject voor de inkomstenbelasting?
A
Ja, want zij is Nederlandse en woont in Nederland
B
Nee want zij heeft een buitenlandse in dienst
C
Ja want zij is een ondernemer
D
nee want een eenmanszaak is geen natuurlijke persoon

Slide 4 - Quizvraag

Is Beatrijs in Nederland belastingsubject voor de inkomstenbelasting (IB)in?
A
Nee want zij woont in Duitsland
B
Ja want zij heeft haar inkomen in Nederland
C
Nee want zij heeft de Duitse nationaliteit
D
Ja want zij is in loondienst werkzaam

Slide 5 - Quizvraag

Een Duitser die in Nederland werkt, is in Nederland geen belastingsubject voor de IB
A
juist tenzij hij een natuurlijk persoon is
B
onjuist
C
onjuist tenzij hij een eenmanszaak heeft
D
juist

Slide 6 - Quizvraag

Een Nederlander die emigreert naar Dubai en daar werkt, is in Nederland geen belastingsubject voor de IB
A
onjuist want hij heeft de Nederlandse nationaliteit
B
onjuist want hij is geboren in Nederland
C
juist
D
juist tenzij hij ook belasting betaalt in Dubai

Slide 7 - Quizvraag

Het vermogen uit sparen en beleggen valt in box 3
A
onjuist dat valt in box 1
B
onjuist al het vermogen wordt in box 2 belast
C
juist in box 3 wordt het vermogen van de belastingplichtige belast
D
juist maar alleen als de belastingplichtige een ondernemer is

Slide 8 - Quizvraag

Alle inkomsten die iemand in Nederland heeft, worden samengeteld en daarover wordt één progressief tarief berekend
A
Juist
B
Onjuist er wordt een proportioneel tarief toegepast
C
Juist behalve inkomsten in box 1
D
Onjuist, alleen box 1 heeft een progressief tarief

Slide 9 - Quizvraag

In box 1 komen de inkomsten uit werk en woning. Geef voorbeelden

Slide 10 - Open vraag

Deze inkomsten vallen onder box 1
A
Je hebt inkomsten uit een webshop in surfartikelen
B
Je hebt een eigen woning
C
Je hebt aandelen Philips als belegging
D
WW uitkering

Slide 11 - Quizvraag

Deze inkomsten vallen ook onder box 1:
A
Je hebt geld op een bankrekening waarover je rente ontvangt
B
Op zaterdag verdien je bij als vakkenvuller bij Albert Heijn
C
Doordeweeks houd je regelmatig de voortuinen bij van mensen in de buurt
D
Je hebt een groot belang van 40% in een ict-bedrijf

Slide 12 - Quizvraag

Maak opdracht 5, 9 en 12 uit het boek

Slide 13 - Tekstslide

Iedere ondernemer die in Nederland winst maakt, heeft recht op zelfstandigenaftrek
A
Juist
B
Onjuist alleen eenmanszaken hebben dat recht
C
onjuist alleen eenmanszaken en > 1225 uur per jaar en > 50% arbeidstijd
D
onjuist ,alleen> 1225 uur per jaar en > 50% arbeidstijd

Slide 14 - Quizvraag

De voorwaarde dat > 50% van de arbeidstijd is besteed aan de onderneming geldt voor alle ondernemers
A
juist
B
onjuist dat geldt niet voor eenmanszaken
C
onjuist dat geldt niet voor ondernemers die 2 ondernemingen hebben
D
onjuist dat geldt niet voor startende ondernemers

Slide 15 - Quizvraag

a.loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting
b.inkomstenbelasting is een voorheffing op de loonbelasting
A
a en b zijn juist
B
a is juist en b is onjuist
C
a is onjuist en b is juist
D
a en b zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Maak opdracht 10, 13 en 15 uit het boek

Slide 17 - Tekstslide

a. de WOZ waarde wordt door de taxateur van de Belastingdienst bepaald
b. wanneer je een wonig verkoopt en een grotere opbrengst hebt dan het bedrag van je hypotheeklening (overwaarde), kun je toch bij de volgende woning over de hele koopprijs een nieuwe hypotheeklening krijgen en rente aftrekken voor de IB
A
a is onjuist en b is juist
B
a en b zijn juist
C
a en b zijn onjuist
D
a is juist en b is onjuist

Slide 18 - Quizvraag

a. Giften aan een goed doel zijn altijd aftrekbaar voor de IB
b. als twee fiscale partners aftrekposten hebben, maakt het niet uit aan wie zij de aftrekposten toewijzen
A
a en b zijn onjuist
B
a en b zijn juist
C
a is juist en b is onjuist
D
a is onjuist en b is juist

Slide 19 - Quizvraag

Maak opdracht 16, 18, 20 en 21

Slide 20 - Tekstslide

a. Het tarief in box 1 is een proportioneel tarief
b.Het beginsel dat ten grondslag ligt aan het schijventarief is het draagkrachtbeginsel
c.Als je € 450.000,- verdient, betaal je over het gehele bedrag het tarief van 49,50% (peiljaar 2023)
A
a,b,en c zijn onjuist
B
a en b zijn onjuist, c is juist
C
a en b zijn juist, c is onjuist
D
a en c zijn onjuist, b is juist

Slide 21 - Quizvraag