Code + deel 4 Hoofdstuk 2.4

• NT2
• MBO
• Studiejaar 4

2.4 Het Nederlandse landschap

In de thema leer je:

- over het landschap

- Lezen: letten op verbanden en signaalwoorden

Snelle vrgen

Je hebt 4 minuten de tijd om de vragen van bladzijde 56 te beantwoorden.

Het grootste deel van het Nederlandse landschap is door de natuur gevormd.

1. waar
2. niet waar

Wanneer zijn de eerste polders ontstaan?

1. In de veertiende eeuw
2. in de zeventiende eeuw

Hoeveel procent van Nederland ligt onder de zeespiegel?

1. ongeveer 26 procent
2. ongeveer 49 procent

Wat zijn de Deltawerken?

1. beroemde gebouwen in Noord-Holland
2. Beroemde dammen in Zeeland

Hoeveel Nederlanders wonen er gemiddeld op één vierkante kilometer?

1. 250
2. 500

Hoeveel procent van de bevolking woont in een stedelijk gebied?

1. Ongeveer 42 procent
2. Ongeveer 63 procent

welke verklaring geeft de tekst voor de grote variatie aan landschappen?

In welke polders zijn veel boerenbedrijven?

1. In Flevoland
2. In de Noordoostpolder en de Wieringermeer

Welke natuurlijke bescherming heeft Nederland tegen de Noordzee?

1. De Deltawerken en de dijken
2. De dijken en de duinen
3. de duinen

Is er in Nederland nog ruimte voor natuur?

1. Nee, Nederland is volgebouwd
2. Ja, bijvoorbeeld in Friesland

In de tweede alinea staat: '(...) stukken heide die ontstaan zijn door het op grote schaal kappen van bossen'. Wat betekent dat?

1. Stukken heide die ontstaan zijn doordat veel bos is gekapt
2. Stuken heide die ontstaan zijn doordat de grote bomen in bossen werden gekapt

woorden:

• de oppervlakte
• de variatie
• de cultuur
• domineren
• de schaal
• aanplanten
• de inpoldering
• de recreatie
• het gras

• de zeespiegel
• de overstroming
• bevolkt
• stedelijk

verbindingen

• dunbevolkt
• iemand/iets uitroepen tot iemand/iets
• in gebruik zijn

Signaalwoorden

Wat is de relatie tussen verschillende zinnen/alinea's in de tekst?

Welk verband bestaat er binnen de eerste zin van de tekst? Welk signaalwoord geeft dit verband aan?

Zoek in de alinea Polders een opsomming van twee zinnen. Welk signaalwoord geeft dit verband aan?

Zoek in de alinea Polders een tegenstelling tussen twee zinnen. Welk signaalwoord geeft dit verband aan?

Zoek in de alinea polders een verband van tijd tussen twee zinnen. Welk signaalwoord geeft dit verband aan?

Zoek in de alinea Veluwe en Randmeren een verband van oorzaak en gevolg tussen twee zinnen. Welk signaalwoord geeft dit verband aan?

Bespreek de vragen

Bespreek in tweetallen de vragen op blz 59, opdracht 3.

Spreken

1. Bespreek de omgeving van je jeugd.

2. Bedenk in groepen een bestemming voor een leeg stuk grond. Presenteer deze bestemming.

3. Schrijf een verhaal over de omgeving van je jeugd.