ROC Mondriaan

6.9 en 6.10willen/dagdeel

Welkom M1C
1 / 71
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolMBOvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 71 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 24 min

Onderdelen in deze les

Welkom M1C

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les ken je het werkwoord willen.

Slide 3 - Tekstslide

Thema 6.9: willen

Slide 4 - Tekstslide

Willen is een onregelmatig werkwoord


Slide 5 - Tekstslide

Maak een zin met willen.

Slide 6 - Woordweb

Wat is het werkwoord willen?
Het werkwoord willen betekent 'graag willen hebben of doen'.

Slide 7 - Tekstslide

Oefening 1
Vervoeg het werkwoord willen in de tegenwoordige tijd voor de volgende zinnen:
1. Ik ... een ijsje.
2. Jij ... naar de bioscoop.
3. Hij ... een nieuwe fiets.
4. Wij ... graag op vakantie.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden oefening 1
1. Ik wil een ijsje.
2. Jij wilt naar de bioscoop.
3. Hij wil een nieuwe fiets.
4. Wij willen graag op vakantie.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vervoeg je willen in de verleden tijd?
Ik wilde 
Jij wilde 
Hij/zij/het wilde 
Wij/jullie/zij wilden

Slide 10 - Tekstslide

Oefening 2
Vervoeg het werkwoord willen in de verleden tijd voor de volgende zinnen:
1. Ik ... een nieuwe telefoon.
2. Jij ... naar de film.
3. Hij ... een hond.
4. Wij ... graag naar het concert.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden oefening 2
1. Ik wilde een nieuwe telefoon.
2. Jij wilde naar de film.
3. Hij wilde een hond.
4. Wij wilden graag naar het concert.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe vervoeg je willen in de gebiedende wijs?
Wil
Wilt
Willen

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 3
Vervoeg het werkwoord willen in de gebiedende wijs voor de volgende zinnen: 
1. ... je schoenen uitdoen? 
2. ... graag wat langzamer praten. 
3. ... jullie ons helpen?
4. ... niet zo boos worden!

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden oefening 3
1. Wil je schoenen uitdoen?
2. Wil(t) graag wat langzamer praten.
3. Willen jullie ons helpen?
4. Wil(t) niet zo boos worden!

Slide 15 - Tekstslide

Hoe vervoeg je willen in de voltooide tijd?
Ik heb gewild 
Jij hebt gewild 
Hij/zij/het heeft gewild 
Wij/jullie/zij hebben gewild

Slide 16 - Tekstslide

Oefening 4
Vervoeg het werkwoord willen in de voltooide tijd voor de volgende zinnen. Gebruik ook het werkwoord hebben: 
1. Ik ... een nieuwe auto. 
2. Jij ... graag naar Parijs. 
3. Hij ... een grote taart. 
4. Wij ... al lang met elkaar.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden oefening 4
1. Ik heb een nieuwe auto gewild.
2. Jij hebt graag naar Parijs gewild.
3. Hij heeft een grote taart gewild.
4. Wij hebben al lang met elkaar gewild.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vervoeg je willen in de toekomende tijd?
Ik zal willen 
Jij zult willen 
Hij/zij/het zal willen 
Wij/jullie/zij zullen willen

Slide 19 - Tekstslide

Oefening 5
Vervoeg het werkwoord willen in de toekomende tijd voor de volgende zinnen. Gebruik het werkwoord zullen.: 
1. Ik ... morgen uitslapen. 
2. Jij ... graag naar het feest. 
3. Hij ... een nieuwe baan. 
4. Wij ... op vakantie gaan.

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden oefening 5
1. Ik zal morgen uitslapen willen.
2. Jij zult graag naar het feest willen.
3. Hij zal een nieuwe baan willen.
4. Wij zullen op vakantie willen gaan.

Slide 21 - Tekstslide

Wij ___ een nieuw huis.
A
wil
B
wilt
C
willen
D
wilen

Slide 22 - Quizvraag

Hij ___ een groot gezin.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 23 - Quizvraag

___ u op de eerste verdieping wonen?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 24 - Quizvraag

Maren ___ een boterham met kaas.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 25 - Quizvraag

U ___ nieuwe kleren.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 26 - Quizvraag

____ jij de bon?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf de goede vorm van willen:
Wij ____ graag een ijsje.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de goede vorm van willen:
Mulan ___ rijst met kip eten.

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de goede vorm van willen:
Mijn broertje ___ geen groente eten.

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de goede vorm van willen:
___ u een glas water?

Slide 31 - Open vraag

Maken blz 206, 207

Slide 32 - Tekstslide

In volgend filmpje herhalen we nog even extra.
De klok lezen tot op een kwartier nauwkeurig.
Eerst even herhalen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Hoe laat is het? Sleep naar juiste klok.
half 2
kwart voor 11
kwart over 12
kwart over 9
kwart voor 10
half 1
kwart voor 12
kwart voor 9

Slide 35 - Sleepvraag

Slide 36 - Tekstslide

Drie uur
Elf uur
Één uur
Twaalf uur
Vijf uur
Zeven uur.

Slide 37 - Sleepvraag

Slide 38 - Tekstslide

S"ochtends
S"middags
S"avonds
S"nachts.

Slide 39 - Sleepvraag

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

14.00
Klok
21.00
23.00
12.00
Het is 2 uur (tijd)
Het is 12 uur
Het is 11 uur
Het is 9 uur
S'avonds
S'middags
s'avonds
S'middags

Slide 42 - Sleepvraag

Bij de volgende opdrachten sleep je het het juiste tijd naar de juiste klok.
je plaats de tijd op de klok.
Heb je dit gedaan dan zet je onder de tijd. 
S'avonds,  s'middags,  s'ochtends,s'nachts...

controleer of je de antwoorden goed hebt.

Slide 43 - Tekstslide

02.00 
13.00
22.00
09.00
Het is 2 uur
Het is 9 uur
Het is 10 uur.
Het is 1 uur
S'avonds
S'nachts
s'middags
S'ochtends

Slide 44 - Sleepvraag

De bus vertrek om:
A
09.00 uur
B
21.00 uur
C
19.00 uur
D
17.00 uur

Slide 45 - Quizvraag

Hoe laat begint de wedstrijd
A
12.00 uur
B
22.00 uur
C
13.00 uur
D
10.00 uur

Slide 46 - Quizvraag

Zet de juiste tijd op de juiste klok.
Slepen en erop plaatsen controleer aan het eind je antwoord.
22.00
13.00 
0.00
18.00
Het is 12 uur s'nachts
Het is 6 uur s'avonds
Het is 1 uur s'middags
Het is tien uur S'avonds

Slide 47 - Sleepvraag

Tijdstippen uit een 12-urenschaal omzetten in een 24-urenschaal.

Slide 48 - Tekstslide

Een uurtabel aflezen.
In deze tabel kan je de openingsuren van het zwembad aflezen. 

Slide 49 - Tekstslide

Hoe laat gaat het zwembad open op maandagmiddag?
Wanneer gaat het zwembad open op maandagmiddag?

Slide 50 - Open vraag

Hoe laat gaat het zwembad open op maandagmiddag?
Hoe laat sluit het zwembad op vrijdagavond?

Slide 51 - Open vraag

Hoe laat gaat het zwembad open op maandagmiddag?
Op welke dag gaat het zwembad het vroegste open?

Slide 52 - Open vraag

Hoe laat gaat het zwembad open op maandagmiddag?
Op welke dagen is het zwembad ook in de namiddag open?

Slide 53 - Open vraag

Hoe laat is het?
5.45 uur
A
kwart voor 5
B
kwart voor 6

Slide 54 - Quizvraag

Hoe laat is het?
18.50 uur
A
10 voor 6
B
10 voor 7
C
10 over 6
D
tien over 7

Slide 55 - Quizvraag

Jan gaat om 14.30 uur van huis weg. Hij komt om 16.10 uur op school aan.
Hoe lang heeft hij erover gedaan?
A
40 minuten
B
1 uur en 30 minuten
C
1 uur en 35 minuten
D
1 uur en 40 minuten

Slide 56 - Quizvraag

Hoe schrijf je vier uur 's middags?
A
4:00
B
16:00
C
3:00
D
15:00

Slide 57 - Quizvraag

Hoe schrijf je twee uur 's nachts?
A
2:00
B
14:00
C
1:00
D
13:00

Slide 58 - Quizvraag

Digitale klok
Hoe schrijf je half drie 's middags?
A
14:00
B
14:30
C
2:00
D
2:30

Slide 59 - Quizvraag

Hoe zeg je 7:00
A
zeven uur 's ochtends
B
zeven uur 's avonds

Slide 60 - Quizvraag

Hoe laat is het hier:
9:45

Slide 61 - Woordweb

Zet in digitale tijd:
Kwart over 6 's avonds

Slide 62 - Woordweb

De ............... keer dat ik in Nederland was vond ik heel spannend.
A
elke
B
eerste
C
sommige
D
laatste

Slide 63 - Quizvraag

We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ................
A
's nachts
B
's middags
C
's ochtends
D
's avonds

Slide 64 - Quizvraag

Zoek het goede woord voor :
in de middag

A
smiddags
B
s' middags
C
's middags
D
's midags

Slide 65 - Quizvraag

De tijd tussen 0:00 - 6:00 uur
A
's nachs
B
s'nachts
C
's morgens
D
's nachts

Slide 66 - Quizvraag

Er zijn vier dagdelen. Wat is de goede volgorde?
1: 's morgens, 's nachts, 's middags, 's avonds
2: 's morgens, 's middags, 's avonds, 's nachts

A
1
B
2
C

Slide 67 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
's nachts

Slide 68 - Open vraag

Waar zie je hier het werkwoord 'moeten'
A
B
C
D

Slide 69 - Quizvraag

Zet de woorden in een goede zin.
moeten leren. veel Jullie

Slide 70 - Open vraag

Zelfstandig
Samen 71, 74,75,77
maken blz 209, 210,211

Slide 71 - Tekstslide