ROC Mondriaan

HACCP en voedingsstoffen (65-plusser)

Wat weet je al over kookregels, belangrijke voedingsstoffen en hygiënemaatregelen voor 65-plussers?
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je al over kookregels, belangrijke voedingsstoffen en hygiënemaatregelen voor 65-plussers?

Slide 1 - Woordweb

belangrijkste kookregels
- Was altijd je handen voor het koken 
- Gebruik aparte snijplanken voor vlees en groenten
 - Kook vlees altijd goed door 
- Bewaar voedsel op de juiste temperatuur

Slide 2 - Tekstslide

Hygiënemaatregelen in de keuken
- Maak het aanrecht en de keukenapparatuur regelmatig schoon - Gebruik aparte snijplanken voor rauw vlees en groenten - Was groenten en fruit grondig - Bewaar voedsel op de juiste temperatuur

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke voedingsstoffen voor 65-plussers
Calcium: voor sterke botten - 
Vitamine D: voor de opname van calcium -
 Vitamine B12: voor een goede werking van het zenuwstelsel - Vezels: voor een goede spijsvertering

Slide 4 - Tekstslide

Voedingsmiddelen 
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. 

Het zijn bruikbare delen van een voedingsmiddel die belangrijk zijn voor het lichaam.


Hiernaast zie je de 6 voedingsstoffen.
Noteer ze in je schrift en leer ze.
Onthoud ook welke voedingsmiddelen erbij horen.
Maak een mindmap/tekstschema: 'voedingsstoffen'

Later ga je de functies toevoegen en andere belangrijke informatie. Gebruik daarom een heel A4!
Noteer in je schrift!
Noteer in je schrift!

Slide 5 - Tekstslide

Dierlijk
Plantaardig
Voedingsmiddellen
Voedingsstoffen

Slide 6 - Sleepvraag

Voedingsstoffen


Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.


Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.


Noteer in je schrift!

Slide 7 - Tekstslide

Voedingsstoffen hebben functies:

1. Brandstof   
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Daarvoor is brandstof nodig. Die brandstof levert energie voor bijv. de organen (zodat ze kunnen werken). Brandstof is ook nodig om je lichaam op temperatuur te houden en voor groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam. Dat kost allemaal energie.

2. Reservestof
Deze worden opgeslagen onder je 
huid maar ook rond je organen.



3. Bouwstof                   
Voor de groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel van het lichaam. Nieuwe cellen en weefsels kunnen worden gemaakt. Denk maar eens aan een snee in je vinger.

4. Beschermende stof  
Deze zorgen ervoor dat alle processen in je lichaam goed verlopen. Daardoor word je bijvoorbeeld niet ziek.
Maak een mindmap/schema:
'Functies voedingsstoffen'
zet erbij wat elke functie inhoud.
Je hebt ze niet direct nodig
Je hebt ze nodig om gezond te blijven

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Koolhydraten
Zetmeel is een koolhydraat. 
Als zetmeel tijdens het verteringsproces verteerd wordt (in stukjes wordt 'geknipt'), dan ontstaat glucose.  Dat is een belangijke brandstof voor het functioneren van bijvoorbeeld de hersenen.

Koolhydraten leveren vooral brandstof, ze zijn belangrijk om optimaal te kunnen bewegen, denken en bijv. je te kunnen concentreren. 


Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 10 - Tekstslide

Vetten
De belangrijkste functie: Brandstof. Als je teveel vet binnenkrijgt, slaat je lichaam het op als reservestof. Bijv. onder je huid of rond je organen. Er zijn 2 belangrijke soorten vetten: 

Verzadigd vet = Verkeerd vet. 
Het zit in veel dierlijke producten, 
in koek, gebak en snacks.

Onverzadigd vet = Oké vet = goed vet. 
Het zit in bijv.  margarine, olijfolie, vis en noten.





Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 11 - Tekstslide

Eiwitten
Dit zijn de belangrijkste bouwstoffen voor je lichaam. Bijv. voor de groei.

Zijn belangrijk voor de opbouw,
het onderhoud en reparatie van onze lichaamsweefsels. Bijvoorbeeld voor de huid, organen en spieren.

Eieren, vlees, zuivel, vis en zaden.
Bouwstof
Brandstof

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Vitaminen
Ze zorgen voor een goede stofwisseling. Als je er te weinig van binnenkrijgt, word je ziek! 

Belangrijke vitaminen zijn bijv.
A: Om goed te zien --- D: Kalk voor je botten.
D maakt je lichaam aan m.b.v. zonlicht.
C, D en K zijn ook belangrijk. 

Vitaminen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam
Bouwstof
Beschermende stof

Slide 14 - Tekstslide

Mineralen
(zouten)

Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. Je hebt er maar een klein beetje van nodig per dag. In gezonde voeding zit voldoende.

Mineralen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam. Voorbeelden van mineralen zijn:
Zink, ijzer, calcium (kalk), natrium.


Bouwstof
Beschermende stof

Slide 15 - Tekstslide

Bevat geen calorieën.

Voorziet je lichaam net als andere dranken van vocht. Fruit en sommige groenten bevatten veel water.

Het is een hele belangrijke bouwstof voor het lichaam en is nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. Belangrijke stoffen lossen op water. Bloed bestaat vooral uit water en vervoert die stoffen door je lichaam.




Bouwstof
Water

Slide 16 - Tekstslide

Water
Neem het vertakkingsschema over en vul in
Voedingsmiddelen
voedingsvezel
...............................
______________________
________________________________________________________________________________________
...............................
...............................
...............................
...............................
Bouwstoffen
...................................
...................................
Beschermende stoffen
...............................
...............................
...............................
koolhydraten
...............................
...............................
...............................
...............................
...............................

Slide 17 - Tekstslide

Water
Controleer of jouw vertakkingsschema goed is

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 20 - Open vraag