ROC Mondriaan

Rapporteren

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2,4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Even kijken hoe de kennis is bijgebleven
We gaan een kleine quizz spelen over alle onderwerpen die aan bod zijn gekomen tijdens deze training

Zet em op!

Slide 2 - Tekstslide

De letter A in de SOAP methode staat voor...
A
Actie
B
Acteren
C
Analyse
D
Afweren

Slide 3 - Quizvraag

Rapporteren is om openheid en verantwoording over je werkwijze te tonen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Rapporteren in het primair proces doe je op vier domeinen..
Welke hoort niet in het rijtje
A
Woon- en leef
B
Diagnostiek
C
mentaal
D
lichamelijk

Slide 5 - Quizvraag

een nadeel van mondelinge rapportage is
A
Je hebt moeite met het onder woorden brengen van de informatie, waardoor het gesprek onduidelijk kan worden
B
Personen kunnen direct reageren
C
Bij onduidelijkheden kan de ontvanger sneller opheldering vragen
D
Ondersteuning door non-verbale communicatie

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf de betekenis van SOAP

Slide 7 - Open vraag

Waar bestaan een beknopte rapportage uit?
A
alles wat ik heb gezien opschrijven
B
geen bijzonderheden
C
hoofdzaken

Slide 8 - Quizvraag

Voordat je gaat rapporteren zijn er drie andere dingen die er zijn gebeurd. Noem er twee, drie mag ook.

Slide 9 - Open vraag

De SOAP methode werkt alleen als iedereen dit doet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Observeren is
A
alles opschrijven wat je interpreteert
B
betekenis geven aan wat je gezien hebt
C
bewust en doelgericht kijken naar gedrag
D
een diagnose stellen

Slide 11 - Quizvraag

Waarnemen doe je 24 uur per dag
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Het gebruiken van vakjargon is handig als je in gesprek bent met verwanten van de cliënt
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een doel is meetbaar omdat...
A
het wordt aangeduid dmv een kwantitatief gegeven
B
het wordt aangeduid dmv een kwalitatief gegeven
C
meetbaar ook sterk verbonden is met realiteti
D
de cliënt dat wil

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide