ROC Mondriaan

MyTalent - Veel gemaakte taalfoutjes

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Slide 4 - Tekstslide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de volgende zin: hun zijn nog dommer als ons.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de volgende zin: Gefeliciteerd, jij bent nog steeds ouder dan ik.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de volgende zin: Wij berijden ons konijn in eigen keuken.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

..... (scoren) jij wel eens een doelpunt?
A
Scoor
B
Scoort

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

....(scoren) jouw broer wel eens een doelpunt?
A
Scoor
B
Scoort

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ..... (bieden) haar geen kans.
A
bied
B
biedt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
1. Me zus gaat volgende week op vakantie naar Spanje.
2. Hun hebben de sleutels van de auto verloren tijdens het wandelen.
3. Ik wordt altijd vroeg wakker op zaterdag.
4. De docent zij dat we ons huiswerk beter moeten controleren.
5. Ik heb jou boek per ongeluk meegenomen naar huis.
6. Als je die rapport voor morgen af wilt hebben, moet je nu beginnen.
7. Hun huis is groter als het mijne.
8. Wij zouden graag willen weten hoe je de kip moet berijden. 
9. Hij vind dat we te laat zijn begonnen met de voorbereidingen.
10. Het meisje die daar loopt, is mijn nieuwe klasgenoot.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies