Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

les 6 - feit/mening/standpunt/argument

Leerjaar 3 - periode 1 - les 5

- start en aanwezigheid
- korte terugblik afspraken
- uitlegles feit/mening/standpunt/argument
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerjaar 3 - periode 1 - les 5

- start en aanwezigheid
- korte terugblik afspraken
- uitlegles feit/mening/standpunt/argument

Slide 1 - Tekstslide

de afspraken:
- je hebt de analyse gedaan en al 1 cijfer
- je werkt zelfstandig aan nog 3 oefenexamens
- je resultaten bewaar je (je kunt bij mij je cijfer halen)
- je kiest zelf of je meedoet met de uitlegles of niet
- je maakt een eindopdracht: vlog, verslag of padlet. 

Slide 2 - Tekstslide

Maak je keuze
ik wil de uitleg over feit/mening/standpunt/argument volgen
ik werk zelfstandig aan oefenexamens

Slide 3 - Poll

Waarom is het belangrijk dat we feiten en meningen kunnen onderscheiden?

Slide 4 - Open vraag

Vertel in je eigen woorden: hoe herken je of iets een feit of een mening is?

Slide 5 - Open vraag

zie ook blz. 210 in boek A

Slide 6 - Tekstslide

Het regent al de hele dag
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Het is vandaag de hele dag al mooi weer
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

Kyra vindt het de hele dag al rotweer
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

let op: een feit is dus niet altijd waar! 

Slide 10 - Tekstslide

standpunt
Een standpunt is letterlijk: op welk punt sta jij en vanaf welk punt kijk jij naar een onderwerp. 

"Het Centraal Examen moet afgeschaft worden"
"Iedere leerling moet een extra punt krijgen op zijn score"

Anders dan een mening, moet je een standpunt onderbouwen met argumenten. 

Slide 11 - Tekstslide

mening
want
argument

Slide 12 - Tekstslide

"Studenten moeten meer lezen"
Geef een objectief argument

Slide 13 - Woordweb

"studenten moeten meer lezen"
Geef een subjectief argument

Slide 14 - Woordweb

Je kent nu de termen: Feit, mening, argument, subjectief argument, objectief argument en drogreden.

Nu kijken of je ze kunt herkennen in de tekst. 
We pakken het examen 2014-2015 er weer bij. 

Slide 15 - Tekstslide

we gooien fantastisch eten weg
vraag 22 
vraag 23

Slide 16 - Tekstslide

"Erger je niet dood in de stiltecoupé, maar oefen in verdraagzaamheid"
vraag 29
vraag 30
vraag 32

Slide 17 - Tekstslide

De verzorgingsstaat (fragment)

vraag 48
vraag 52

Flexcontracten (fragment)
Vraag 54

Slide 18 - Tekstslide

welke vragen zijn er nog?

Slide 19 - Woordweb

meer oefenen? 
bekijk ook eens...
https://www.youtube.com/watch?v=aMPchd5zOrY

maak in tweetallen of alleen de examenopdrachten van lezen h.4 in boek A. 

Slide 20 - Tekstslide