Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
THEMA 5 De dokter/Het lichaam
Taalcompleet thema 5
De dokter
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taalcompleet thema 5
De dokter
Slide 1 - Tekstslide
Wat is dit?
A
het gezicht
B
de ogen
C
het lichaam
D
de kop
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn dit?
A
armen
B
ellebogen
C
benen
D
billen
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn dit?
A
Nelen
B
Nagels
C
Navels
D
Nagellak
Slide 4 - Quizvraag
Schrijf het meervoud van: het oog
Slide 5 - Open vraag
Schrijf het meervoud van: de lip
Slide 6 - Open vraag
Schrijf het meervoud van: het huis
Slide 7 - Open vraag
schrijf het meervoud van: het been
Slide 8 - Open vraag
Schrijf het meervoud van: het raam
Slide 9 - Open vraag
Schrijf het meervoud van: de teen
Slide 10 - Open vraag
Schrijf het meervoud van: de kip
Slide 11 - Open vraag
Filmpje
Beantwoord de vragen
Slide 12 - Tekstslide
5
Slide 13 - Video
00:49
Waarom belt hij de huisarts?
A
Hij wil graag advies
B
Hij wil graag een afspraak maken
C
Hij wil een herhaalrecept bestellen
D
Hij heeft een spoedgeval
Slide 14 - Quizvraag
00:55
Wat is zijn geboortedatum?
A
15 juni 1990
B
14 juni 1992
C
15 juni 1993
D
14 juni 1991
Slide 15 - Quizvraag
01:00
Waar heeft hij last van?
A
Jeuk
B
Pijn
C
Botbreuk
D
Vermoeidheid
Slide 16 - Quizvraag
01:04
Waar heeft hij jeuk?
A
Op zijn hele rug
B
Op zijn bovenlichaam
C
Op zijn hele lichaam
D
Op zijn benen. Hij kan niet meer staan.
Slide 17 - Quizvraag
01:12
Waarom kan hij niet om 11:00 uur?
A
Hij moet dan naar school
B
Hij moet dan naar werk
Slide 18 - Quizvraag
Beterschap
wat betekent dat?
Slide 19 - Tekstslide
Wat kun je vragen?
A
Wat is er aan de hand?
B
Wat doe jij morgen?
C
Wat kosten de bloemen?
D
Wat heb jij gedaan?
Slide 20 - Quizvraag
Bij de apotheek haal je medicijnen.
... paracetamol en neusdruppels.
A
Maar
B
Bijvoorbeeld
C
Halen
Slide 21 - Quizvraag
Ik heb om 11 uur ... bij de tandarts.
A
een afspraak
B
een agenda
C
een assistente
Slide 22 - Quizvraag
A: ... gaat u naar het ziekenhuis?
B: Ik moet naar de specialist.
A
Wanneer
B
Waarom
C
Waar
Slide 23 - Quizvraag
10 uur is een beetje vroeg. Kan het ook ...?
A
later
B
de afspraak
C
eerder
Slide 24 - Quizvraag
Ik heb ... vorige week keelpijn.
A
soms
B
natuurlijk
C
sinds
Slide 25 - Quizvraag
Wat zie je?
Uitleg:
- Kijk goed naar het plaatje.
- Typ het woord
mét
het lidwoord (de / het)
Slide 26 - Tekstslide
Wat zie je?
Slide 27 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 28 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 29 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 30 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 31 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 32 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 33 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 34 - Open vraag
Wat zie je?
Slide 35 - Open vraag
Wat is de tegenstelling?
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Hoe gaat het nu met je?
Slide 38 - Tekstslide