Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

les 2 Blok 4

Nederlands
Blok 4 les 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Blok 4 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Terugblik
  • Vooruitblik
  • Oefening 1
  • Instructie
  • Oefening 2
  • Vragen en zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik - wat heb je vorige les gehoord..
CumLaude - Blok 4 - Nederlands: 
  • Planning lessen en huiswerk
  • Overzicht toetsonderdelen
  • Samenvatting

Slide 3 - Tekstslide

Vooruitblik
Aan het einde van de les kun je het volgende in de zin benoemen:
  • Persoonsvorm 
  • Werkwoordelijk gezegde 
  • Onderwerp 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Starttaal online 2F – Taalverzorging – Grammatica
  • Persoonsvorm / onderwerp / voltooid deelwoord
  • Oefening 1 t/m 5
  • Deeltoets

Slide 5 - Tekstslide

Oefening 1
Kahoot van een student en/of oefening van de docent (deze LessonUp).

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft uiteindelijk gewonnen met Risk?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Die vogels ontwaken voor dag en dauw.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

In de tuin heeft Lars een lied voor haar gezongen.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Had jij die mierzoete cocktail besteld?

Slide 10 - Open vraag

Instructie
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm (PV)
Zoek de persoonsvorm --> Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.

Voorbeeld:
Hij loopt naar huis. -->  Hij liep naar huis. --> PV = loopt



Slide 12 - Tekstslide

Zinsdeleelstrepen zetten
Zet voor en achter de persoonsvorm een streep.

Hij / loopt / ‘s avonds naar huis.

De woorden VOOR de persoonsvorm vormen één deel. 

Uitleg zinsdeelstrepen - video

Slide 13 - Tekstslide

Zinsdeleelstrepen zetten
B. Welk woord of welke woorden kunnen voor de persoonsvorm?

-‘s Avonds loopt hij naar huis. --> ‘s avonds is één deel.
-Naar huis loopt hij ‘s avonds. --> naar huis is één deel.

Uitleg zinsdeelstrepen - video

Slide 14 - Tekstslide

Zinsdeleelstrepen zetten
C. Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis. 

Loopt = persoonsvorm

D. Benoem de zinsdelen.

Uitleg zinsdeelstrepen - video

Slide 15 - Tekstslide

Onderwerp (O)
Zoek het onderwerp.
Vraag: Wie / Wat + persoonsvorm? Het antwoord is het onderwerp.

Voorbeeld:
Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis. --> Wie loopt ‘s avonds naar huis?   Hij!
O = Hij
                 



Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.

Hij heeft voor mij een cadeau gekocht.
Heeft = PV
Heeft gekocht = WG




uitleg WWG - video

Slide 17 - Tekstslide

Oefening 2
  • Luister naar het lied.
  • Lees daarna de zinnen.
  • Voer de opdracht uit per zin.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Lees de zin uit het lied:
Weet je niet, kijk naar je handen, want je hebt het al vast.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Je hebt het al vast.

Slide 21 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Toen ik stopte met zoeken, heb ik het gevonden.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb het gevonden.

Slide 23 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Als jij er bent, is het stil in mijn hoofd.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is onderwerp?

Het is stil in mijn hoofd.

Slide 25 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Ik wil niets van jou.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Ik wil niets van jou.

Slide 27 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Even niet, niet op het antwoord blijven jagen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik blijf niet op het antwoord jagen.

Slide 29 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
En ik wil niets van jou.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Van jou wil ik niets.

Slide 31 - Open vraag

Huiswerk
Starttaal online 2F – Taalverzorging – Grammatica
  • Persoonsvorm / onderwerp / voltooid deelwoord
  • Oefening 1 t/m 5
  • Deeltoets

Slide 32 - Tekstslide

Vragen en zelfstandig werken

Slide 33 - Tekstslide