Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

12.8 Verkleinwoorden

Verkleinwoorden


Lesdoel: Je kan verkleinwoorden goed spellen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verkleinwoorden


Lesdoel: Je kan verkleinwoorden goed spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Verkleinwoorden
- Een verkleinwoord is altijd een zelfstandig naamwoord.
- Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
- Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben:
-je, -tje, -etje, -pje, -kje

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoord met -PJE
Verkleinwoord met -TJE
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar

Slide 5 - Sleepvraag

Verkleinwoorden
Wat is juist?
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 6 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is juist?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 7 - Quizvraag

Verkleinwoorden
Wat is juist?
A
vitaminetje
B
vitamientje
C
vitaminetje
D
vitaminnetje

Slide 8 - Quizvraag

Verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 9 - Quizvraag



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 10 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 11 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

baby

Slide 12 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van...
radio?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van getal?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
koning

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
tv

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van café?

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag
1. Teams opdrachten - Verkleinwoorden 
(14/20 punten is voldoende)

2. Maak opdracht 1, 2 en 13 
https://www.cambiumned.nl/spelling/overige-oefeningen/ 

3. Stencils - Aan elkaar of los

Slide 19 - Tekstslide