Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
H1 WS 1.3 Figuurlijk taalgebruik
WOORDENSCHAT H1 1.3
LETTERLIJK EN FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
(Boek A: blz. 158 - 162)
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
WOORDENSCHAT H1 1.3
LETTERLIJK EN FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
(Boek A: blz. 158 - 162)
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
1.1 Betekenis afleiden uit tekst
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
1.3 Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Je leidt de betekenis van een onbekend woord uit de rest van de tekst af.
Je begrijpt een moeilijk woord door te kijken of je een deel van het woord herkent.
Je herkent en begrijpt figuurlijk taalgebruik.
verbetering spelling/oefenen met luisteren + samenwerken + elkaar uitleggen/beurtverdeling
Slide 3 - Tekstslide
Zo kun je een betekenis van een woord uit de tekst afleiden:
De betekenis
staat in
de zin ervoor of erachter.
Het woord wordt in de tekst
uitgelegd.
Er staat een woord met
dezelfde betekenis
in de tekst.
Er worden
voorbeelden
van het woord genoemd.
Er staat een
afbeelding
bij.
Slide 4 - Tekstslide
Bedenk zelf twee woorden waarin het woord tafel voorkomt
Slide 5 - Open vraag
timer
2:30
Ik snap een woord niet. Wat kan ik doen?
Slide 6 - Woordweb
Betekenis onbekend woord
Bestaat het woord uit een of meer woorden?
Bijv. maximumsnelheid
Staat er een voor- of achtervoegsel dat je kent?
Bijv. on-, - loos, -achtig
Lijkt het op een woord dat je wel kent?
Bijv. instrumentaal - intstrument
Slide 7 - Tekstslide
Nu Suze vijf jaar in Spanje woont, spreekt ze eindelijk accentloos Spaans.
Accentloos is
A
met een accent
B
zonder accent
Slide 8 - Quizvraag
De snelle temperatuurwisselingen zijn ongunstig voor de mens en de natuur.
A
heel goed
B
niet goed
Slide 9 - Quizvraag
huizentekort
A
de huizen zijn te klein
B
er zijn te weinig huizen
C
er zijn te veel huizen
D
de huizen zijn te groot
Slide 10 - Quizvraag
luchtvervuiling
A
schone lucht
B
lichte lucht
C
vieze lucht
D
het is donker
Slide 11 - Quizvraag
Synoniem voor:
vaak
A
nooit
B
af en toe
C
soms
D
regelmatig
Slide 12 - Quizvraag
Hoe zou jij je kamer omschrijven
(op dit moment)
A
Grote zooi
B
Opgeruimd
C
Geen commentaar
D
De vloer is nog zichtbaar
Slide 13 - Quizvraag
Noem drie manieren waarop je de betekenis van een onbekend woord uit de tekst kunt afleiden.
timer
3:00
Slide 14 - Open vraag
VOORBEELD
Slide 15 - Tekstslide
Samenstellingen
Wat is een samenstelling?
Slide 16 - Tekstslide
Tekstverband: TEGENSTELLING
timer
0:20
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor
Slide 17 - Quizvraag
kort samengevat:
Samenstellingen:
woord +woord
Afleidingen:
voorvoegsel+woord
woord+achtervoegsel
Slide 18 - Tekstslide
Lijkt het op een bekend woord?
Problematisch
Praktisch
Ritmisch
Personage
Slide 19 - Tekstslide
Betekenis afleiden uit een tekst
Slide 20 - Tekstslide
Betekenis afleiden uit het woord
Slide 21 - Tekstslide
timer
2:00
Wat weten jullie over figuurlijk taalgebruik?
Slide 22 - Woordweb
Figuurlijk
Je zegt niet wat je bedoelt
Bijv. een hoedje schrikken
of als een kip zonder kop rondrennen
Slide 23 - Tekstslide
timer
3:00
Figuurlijk
Letterlijk
de hond in de pot vinden
de kat eten geven
hij zag de bui al hangen
na regen komt zonneschijn
hij zag de regen al aankomen
ik zet mijn zonnebril op
Slide 24 - Sleepvraag
Zoek een plaatje op waarop figuurlijk taalgebruik staat. Tip: zoek op Google.
timer
4:00
Slide 25 - Open vraag
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Na drie uur vertrok hij naar Japan.
B
De president van Amerika bracht in juli een bezoek aan Duitsland.
C
De pers noemde het een bliksembezoek.
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Slide 28 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Hoeveel figuurlijke zinnen heb je gehoord? Noem er één
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Belangrijke termen voor de toets
Quizlet 1.1, 1.2 en 1.3
Slide 33 - Tekstslide
timer
2:30
Wat heb je deze les geleerd?
Slide 34 - Woordweb