- Eén werkwoord? Je schrijft eerst het werkwoord daarna het "andere woordje"
Voorbeeld: Ik maak de kamer schoon.
2. Twee werkwoorden? Je schijft het hele werkwoord op de laatste plaats.
Voorbeeld: Ik ga de kamer schoonmaken.
3. Voltooide tijd? Je schijft eerst het hulpwerkwoord (hebben/zijn)het "andere woordje" dan ge- en daarna het werkwoord.
Voorbeeld: Ik heb de kamer schoongemaakt.