In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
geslachtsorganen
Slide 1 - Tekstslide
Mannelijke geslachtsorganen
Temperatuur van de teelbal is 2 graden lager dan de lichaamstemperatuur
Slide 2 - Tekstslide
Naam
Functie
teelbal (testis)
productie zaadcellen
bijbal
opslag zaadcellen
zaadleider
vervoert zaadcellen
prostaat
produceert vocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen
zaadblaasje
produceert basisch vocht dat de zaadcellen activeert
penis
brengt sperma in vagina
urinebuis
vervoert urine en sperma
eikel
vangt seksuele prikkels op
zwellichaam
brengt de penis in erectie
Slide 3 - Tekstslide
Mannelijke geslachtsorganen
Slide 4 - Tekstslide
Mannelijke geslachtsorganen
Voordat de zaadcellen de plasbuis bereiken, scheiden de klieren van Cowper eerst voorvocht uit. Het slijm uit deze klieren neutraliseert de plasbuis. Achtergebleven urine kan namelijk de zaadcellen doden. Het voorvocht vormt
daarnaast goedwerkend glijmiddel.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de naam van onderdeel 3 en 12 ?
A
3 = zaadblaasje
12 = testis
B
3 = prostaat
12 = testis
C
3 = zaadblaasje
12 = scrotum
D
3 = prostaat
12 = scrotum
Slide 6 - Quizvraag
Welke kenmerken zijn primaire geslachtskenmerken bij de man?
A
Penis
B
Borsthaar
C
Schaamhaar
D
Baard in de keel
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Vrouwelijke geslachtsorganen
Slide 9 - Tekstslide
Vrouwelijke geslachtsorganen
Slide 10 - Tekstslide
Vrouwelijke geslachtsorganen
Slide 11 - Tekstslide
De clitoris is vele malen groter dan dat knopje wat je ziet
Slide 12 - Tekstslide
Naam
Functie
kleine schaamlip (binnenste schaamlip)
bevat klieren die slijm produceren om de ingang glad te maken
clitoris
vangt seksuele prikkels op
vagina
afvoeren menstruatie en hierlangs wordt kind geboren
baarmoeder
hierin komt sperma terecht en ontwikkeling embryo
eierstok
produceert eicellen
eileider
vervoert eicellen
urinebuis
vervoert urine (kortere buis dan bij mannen)
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de naam van onderdeel 3 en 8 ?
A
3 = baarmoeder
8 = vagina
B
3 = endeldarm
8 = baarmoedermond
C
3 = baarmoeder
8 = baarmoedermond
D
3 = endeldarm
8 = baarmoeder
Slide 14 - Quizvraag
1 - Schaamlippen zijn secundaire geslachtskenmerken 2- Vrouwen hebben een grotere kans op blaasontsteking door de kortere urinebuis
Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 = juist
2 = onjuist
C
1 = onjuist
2 = juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij de menstruatie?
A
Alleen de onbevruchte eicel wordt verwijderd.
B
Het baarmoederslijmvlies wordt in gereedheid gemaakt voor een mogelijke innesteling.
C
De onbevruchte eicel en een deel van het baarmoederslijmvlies worden verwijderd.
D
Alleen een deel van het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten.
Slide 17 - Quizvraag
In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt de bevruchting van een eicel plaats?
A
Vagina
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Eileider
Slide 18 - Quizvraag
Menstruatie
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Menstruatie:
het slijmvlies laat los
Geen bevruchting? > Baarmoederslijmvlies laat los (= menstruatie)
De spierlaag van de baarmoederwand trekt samen en daardoor worden stukjes slijmvlies, slijm en bloed via de vagina afgevoerd.
Menstruatie kan hoofdpijn, buikpijn,
rug- of spierbijn veroorzaken.
Sommige meisjes menstrueren als ze 10 jaar zijn, anderen als ze 16 jaar zijn. Gemiddeld zijn meisjes
13 jaar oud bij de 1e menstruatie.
Een menstruatie duurt gemiddeld 3 dagen maar bij sommigen kan het wel een week duren.
Slide 21 - Tekstslide
De menstruele cyclus
De menstruele cyclus
Dag 1: eerste dag van de menstruatie, als het baarmoederslijmvlies net is afgestoten. De hypofyse maakt dan het hormoon FSH, follikelstimulerend hormoon.
Door het FSH wordt in de eierstokken het hormoon oestrogeen aangemaakt en zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies weer uitgroeit en dikker wordt.
Dag 14: Eicel is uitgerijpt en oestrogeenproductie is erg hoog. De hypofyse krijgt een sein om FSH productie te stoppen en om meer LH of luteïniserend hormoon te produceren. Hierdoor knapt de follikel die om de eicel zit en de rijpe eicel wordt met kracht uitgestoten, de eisprong of ovulatie.
De eicel wordt door het uiteinde van de eileider opgevangen en langzaam naar de baarmoeder vervoert.
De wand van de gebarsten follikel wordt dikker en krijgt een gele kleur. En progesteron productie gaat omhoog.
Dag 26: Het gele lichaampje sterft af en de progesteronproductie. Daling van progesteron zorgt voor afstoten van baarmoederslijmvlies
De cyclus is rond en de volgende cyclus begint weer doordat de hypofyse FSH gaat maken.
Slide 22 - Tekstslide
Tijdens de eerste veertien dagen van de menstruatiecyclus rijpt er een eicel in een follikel.
Eisprong: ovulatie
Het hele proces heet follikelrijping!
Slide 23 - Tekstslide
Dit proces heet?
A
Acne
B
Follikelrijping
C
Menstruatie
Slide 24 - Quizvraag
Samenvatting menstruatiecyclus
Dag 1: Follikel om eicel wordt gestimuleerd
Dag 14: Follikel barst en rijpe eicel gaat naar baarmoeder (eisprong)
Dag 26: Follikel sterft af en als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden wordt het baarmoederslijmvlies (dat klaargemaakt was voor een bevruchte eicel) afgestoten (menstruatie)
Slide 25 - Tekstslide
Menstruatie en hormonen
De hormonen die hier betrokkenen zijn oestrogeen en progestron
Oestrogeen heeft drie effecten:
1- er gaan geen andere eicellen meer rijpen
2- het baarmoederslijvlies wordt dikker
3- als er veel oestsrogeen in het bloed zit, geeft de hypofyse ee seintje voor de ovulatie.
progestron stimuleert verdere groei en doorbloeding van het baarmoederslijmvlies
Slide 26 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Bijna geen enkele vrouw menstrueert precies om de 4 weken. Vooral in de puberteit kan de menstruatie zeer onregelmatig plaatsvinden. Soms zit er veel tijd tussen de menstruaties.
Slide 27 - Tekstslide
Periodieke onthouding - Onbetrouwbaar- Ovulatie
Slide 28 - Tekstslide
wat is een andere naam voor eisprong?
A
menstruatie
B
follikel
C
gele lichaam
D
ovulatie
Slide 29 - Quizvraag
Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus ongeveer?
A
10
B
14
C
28
D
35
Slide 30 - Quizvraag
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 31 - Quizvraag
In de menstruatiecyclus is dag 1
A
De eisprong
B
Begin van de menstruatie
C
Eind van de menstruatie
Slide 32 - Quizvraag
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
Tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 33 - Quizvraag
Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Zowel menstruatie als ovulatie
B
Wel menstruatie maar geen ovulatie.
C
Wel ovulatie maar geen menstruatie.
D
Geen menstruatie en geen ovulatie.
Slide 34 - Quizvraag
Hoe heet het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies?