In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
Persoonsvorm verleden tijd PVVT
Gebiedende wijs GW
Voltooid deelwoord VD
Onvoltooid deelwoord OD
Infinitief (hele werkwoord) INF
Bijvoeglijk naamwoord BN
Deze slide heeft geen instructies
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
heb ik te maken met een persoonsvorm?
Deze slide heeft geen instructies
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar.
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... (Vul in)
Het is een gevaarlijk kruispunt.
Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. (Vul in)
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).
Deze slide heeft geen instructies
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Ik heb een Big Mac gegeten . VD
Kwijlend nam ik een hap OD
Ik heb zin om een Big Mac te nemen INF
Geef me eens een Big Mac! GW
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac BN
Deze slide heeft geen instructies
Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.
Eindigt op: -EN, -D, -T
Twijfel je tussen -d of -t, gebruik dan weer 't ex-kofschip
Ik heb een Big Mac gegeten, want die was afgeprijsd.
Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.
Deze slide heeft geen instructies
geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
Geeft aan hoe iets gebeurt.
Hele werkwoord + een D
Kwijlend nam ik een hap.
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.
Deze slide heeft geen instructies
is het hele werkwoord.
Verandert niet bij veranderen van tijd (het is tenslotte geen pv!)
Ik heb zin om een Big Mac te eten.
Ik had zin om een Big Mac te eten.
Deze slide heeft geen instructies
Wordt gebruikt als het om een gebod of bevel gaat.
Staat op de eerste plaats in de zin.
Heeft geen onderwerp bij zich.
Altijd ik-vorm
Geef me een Big Mac!
Braad ze bruin, die frietjes!
Deze slide heeft geen instructies
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
schrijf je zo kort mogelijk
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies
Deze slide heeft geen instructies