Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Primitieve opslagmethode

Bedrijfseconomie
Directe en indirecte kosten 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie
Directe en indirecte kosten 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:
- weet je wat het verschil is tussen directe en indirecte kosten
- kan je voorbeelden noemen van directe en indirecte kosten
- kan je een kostprijs berekenen a.d.h.v. de primitieve opslagmethode

Slide 2 - Tekstslide

Verschil directe en indirecte kosten


De verdeling is gebasseerd op een directe relatie tussen de kosten en de producten van een onderneming. 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld 

Slide 4 - Tekstslide

Directe kosten

Indirecte kosten
Grondstofkosten
Arbeidsuren voor één product 
Rentekosten
Afschrijvingskosten
Schoonmaakkosten

Slide 5 - Sleepvraag

Directe en Indirecte kosten
Let op! De verdeling in variabele kosten en constante kosten heeft niks te maken met de verdeling in directe en indirecte kosten. 


Slide 6 - Tekstslide

Welke kosten zijn directe kosten en welke indirecte kosten? 
Een producent produceert meerde typen fietsen: een elektrische fiets en een omafiets en heeft de volgende kosten:
- Afschrijvingskosten machine € 10.000
- Personeelskosten elektrische fietsen € 60.000
- Personeelskosten omafietsen € 40.000
- Afschrijvingskosten gebouw € 30.000
- Materialen voor de omafietsen €40.000
- Materialen voor de elektrische fietsen € 120.000

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Bereken de kostprijs voor een omafiets aan de hand van de primitieve opslagmethode 

Opslagpercentage = indirecte kosten / directe kosten x 100%

Je weet dat er aan directe kosten per fiets € 70 materiaal gebruikt wordt en € 80 aan personeelskosten

Slide 8 - Tekstslide

Korte kennisquiz! 
Hou bij hoeveel vragen je goed hebt! 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van directe kosten?
A
Kosten voor grondstof
B
Verpakkingskosten
C
loonkosten accountmanager die één productsoort verkoopt
D
Rentekosten

Slide 10 - Quizvraag

Overhead kosten zijn altijd:
A
Directe kosten
B
Indirecte kosten

Slide 11 - Quizvraag

Welke formule gebruik je voor het uitrekenen van het opslagpercentage
A
directe kosten / indirecte kosten x 100%
B
indirecte kosten / directe kosten x 100%

Slide 12 - Quizvraag

Bedrijven die maar één product verkopen hebben ook indirecte kosten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van indirecte kosten?
A
Grondstofkosten
B
Transportkosten
C
Loonkosten directeur
D
Afschrijvingskosten gebouw

Slide 14 - Quizvraag

Indirecte kosten zijn altijd variabel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel vragen heb je goed? 

4 of minder vragen goed: opdrachten versie 1 
5 of 6 vragen goed: opdrachten versie 2 


Klaar? -> m. opdrachten uit werkboek (paragraaf 5.1) 

Slide 16 - Tekstslide

Terugblik 

Slide 17 - Tekstslide