Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Zinsonderdelen NT2

Zinsonderdelen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zinsonderdelen 

Slide 1 - Tekstslide

zinsdelen

Slide 2 - Woordweb

Doel van de les 
  • Je kunt aan het eind van de les de volgende onderdelen in de zin vinden: " het onderwerp en de persoonsvorm ".

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van de les 
  • uitleg:  het onderwerp, de persoonsvorm
  • opdrachten maken 
  • les evalueren 

Slide 4 - Tekstslide

Het onderwerp
Je kan het onderwerp vinden door WIE of WAT te vragen. 
voorbeeld: 
Mila gaat naar huis. 
Je vraagt dan "wie gaat naar huis?". 
Het antwoord is: 
Mila
Dus Mila is het onderwerp in deze zin.

 

Slide 5 - Tekstslide

wat is het onderwerp?

Mijn moeder en ik maken een taart.
A
mijn moeder
B
ik
C
een taart
D
mijn moeder en ik

Slide 6 - Quizvraag

wat is het onderwerp?
mijn zus leest in het boek.
A
het boek
B
leest
C
mijn zus
D
mijn

Slide 7 - Quizvraag

wat is het onderwerp?
Veel mensen gaan in de zomer op vakantie.
A
veel mensen
B
in de zomer
C
op vakantie
D
gaan

Slide 8 - Quizvraag

wat is het onderwerp?
Adam zit de hele dag op zijn telefoon.

Slide 9 - Open vraag

DE PERSOONSVORM
De persoonsvorm kun je vinden door:
1. De zin in een andere tijd zetten
2. De zin vragend maken     
voorbeeld: Lana kijkt naar het bord.
1. Lana  keek naar het bord. 
2. keek Lana naar het bord?




2. Geeft Lana een appel aan het kind? 



Slide 10 - Tekstslide

wat is de persoonsvorm?
De leerlingen hebben les in Teams.
A
De leerlingen
B
les
C
hebben
D
in Teams

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Mevrouw Rawan werkt vandaag thuis.
A
Mevrouw Rawan
B
werkt
C
vandaag
D
thuis

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Meneer Frans helpt jullie in de klas.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Link