Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Quiz gezondheidszorg



Quiz gezondheidszorg
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Quiz gezondheidszorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz
Werk samen in je subgroepje
Bedenk een groepsnaam

Werk samen--> noteer de antwoorden op het antwoorden blad.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Aan het einde krijg je pas de juiste antwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemene gezondheidsweetjes
2 vragen
Per juist antwoord 2 punten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 1
Hoe wordt dit symbool genoemd?
A
Asclepius,
B
Astrologie
C
Esculaap
D
Asculaap

Slide 5 - Quizvraag

antw. C
Vraag 2:
Wie is de grondlegger van de moderne verpleegkunde?
A
Erik Schreder
B
Florence Nightingale
C
Monica Ypstein
D
Flora Barker

Slide 6 - Quizvraag

Antw.B
Anatomie
Het menselijk lichaam

5 vragen per juist antwoord 3 punten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 3
Wat zijn de drie (belangrijkste) vitale organen?
A
Hart, longen en alvleesklier
B
Hart, longen en hersenen
C
Hart, darmen en hersenen
D
Longen, Hart en nieren

Slide 8 - Quizvraag

Antw. B
vraag 4
Hoe heet de grote lichaamsslagader?
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

Aorta
Vraag 5
Hoeveel liter bloed stroomt er gemiddeld door je lichaam?
A
5-6 liter
B
3-4 liter
C
5-7 liter
D
6-8 liter

Slide 10 - Quizvraag

Antw A
Vraag 6
Welk orgaan scheidt gal af?
A
Blinde darm
B
Galblaas
C
Blaas
D
Lever

Slide 11 - Quizvraag

Antw. D

De galblaas is een klein, peervormig zakje waarin galvloeistof tijdelijk opgeslagen kan worden. Galvloeistof wordt geproduceerd door de lever.
Vraag 7
In welk deel van je lichaam wordt insuline geproduceerd?
A
Lever
B
Alvleesklier, in de eilandjes van Langerhans

Slide 12 - Quizvraag

Antw. B


De lever zorgt voor het onschadelijk maken van allerlei giftige stoffen, zoals onder andere geneesmiddelen en alcohol. 
Ziekenhuisweetjes
3 vragen
Per juist antwoord 2 punten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Welk specialisme houdt zich bezig met de ziekten die zich bij pasgeborenen kunnen voordoen?
A
Verloskunde
B
Dysmatuur
C
Neonatologie
D
Neonatale intensive care

Slide 14 - Quizvraag

Antw. C

Antwoord D is de IC voor prematuren
Vraag 9
Wat betekent OK in het ziekenhuis?
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Operatiekamer
Vraag 10
Hoe noem je een arts die gespecialiseerd is in het hart?
A
Dermatologie
B
Chirurg
C
Cardiacoloog
D
Cardioloog

Slide 16 - Quizvraag

Antw D
Nog wat anatomie 
5 vragen
per juist antwoord 3 punten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 11
Welke bloedgroep komt het meeste voor?
A
AB
B
O+
C
O-
D
A+

Slide 18 - Quizvraag

Antw. bloedgroep O+


Binnen de Nederlandse bevolking zien we vooral de bloedgroepen O (47%) en A (42%). De bloedgroepen die beduidend minder voorkomen zijn B (8%) en AB (3%). Daarnaast is 84% rhesus (D)-positief en 16% rhesus (D)-negatief. Veel donors en patiënten zijn dus A+ of O+, terwijl B- en AB- juist weinig voorkomen.
Vraag 12
Welk gereedschap stuk komt
in het oor voor?
timer
0:20

Slide 19 - Open vraag

Antwoord: Trommel(vlies)
Vraag 13
Vanaf hoeveel graden spreek je van koorts?
A
Vanaf 37 graden en hoger
B
Vanaf 37,5 graden en hoger
C
Vanaf 38 graden en hoger
D
Vanaf 39 graden en hoger

Slide 20 - Quizvraag

Antw. C
Vraag 14
Wat doen we ongeveer 12x per minuut?
A
Ademen
B
Denken
C
bloedvolume
D
hartkloppingen

Slide 21 - Quizvraag

Antw. A
Vraag 15
In welk lichaamsdeel zit de meniscus?
A
Enkel
B
Knie

Slide 22 - Quizvraag

Antw B
Zomaar wat weetjes 
3 vragen
Per goed antwoord 2 punten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 16
Hoeveel patiënten komen er per jaar op de eerste hulp na een blessure op het voetbalveld?
A
270.000 patiënten
B
27.000 patiënten
C
37.000 patiënten
D
370.000 patiënten

Slide 24 - Quizvraag

Antw. D
vraag 17
Hoeveel liter koffie wordt er gedronken door artsen in Nederland per arts per jaar?
A
185 liter per jaar
B
195 liter per jaar
C
175 liter per jaar
D
165 liter per jaar

Slide 25 - Quizvraag

Antw. C
Vraag 18
Uit hoeveel botten bestaat het menselijk lichaam?
A
+/- 203 botten
B
+/- 206 botten
C
+/- 200 botten
D
+/- 216 botten

Slide 26 - Quizvraag

Antw. B

Botten van de mens. Het geraamte van de mens (ook wel skelet of beendergestel) bestaat uit 206 botten. Vanwege anatomische variaties hebben sommige mensen extra sesambeenderen, anderen hebben extra wervels of een wervel minder. Het staartbeen kan uit drie of vier staartwervels bestaan.
Corona weetjes
5 vragen
per vraag 1 punt

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 19
Corona is een....
A
Pandemie
B
Epidemie

Slide 28 - Quizvraag

Antw. A

Als de ziekte zich verder verspreidt – zoals het nieuwe coronavirus in heel China – is er sprake van een epidemie. Volgens de gebruikelijke definitie is er pas sprake van een pandemie als een epidemie zich over de hele wereld verspreidt en met grote aantallen ziektegevallen gepaard gaat.
Vraag 20
In welke stad in China brak het coronavirus in 2019 uit?
A
Hubei
B
Guangdong
C
Wuhan
D
Jiungsau

Slide 29 - Quizvraag

Antw. C
vraag 21
COVID-19 is de ziekte die wordt veroorzaakt door:
A
SARS-CoB-2
B
SARS-CoV-2
C
SARS-CoV-3
D
SARS-CoB-3

Slide 30 - Quizvraag

B: SARS-CoV-2
Vraag 22
Welk percentage alcohol is nodig in een handreiniger of desinfecterende gel om het coronavirus (COVID-19) te doden?
A
40%
B
50%
C
60%
D
70%

Slide 31 - Quizvraag

Antw. C


Handreinigers of een desinfecterende gel moeten minimaal 60% alcohol bevatten om effectief te zijn
Vraag 23
Hoelang moet je je handen wassen om het coronavirus (COVID-19) te doden?
A
20 sec
B
30 sec
C
15 sec
D
25 sec

Slide 32 - Quizvraag

Antw. A


Ten minste 20 seconden – ongeveer de tijd die het kost om twee keer het “happy birthday” lied te zingen. Was vaak je handen met zeep en water, zeker voor het eten; na je neus te snuiten, het hoesten of niezen; en na het toilet.
The End

Slide 33 - Tekstslide

Tijd om punten te gaan tellen!