Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Wortels en machten, 2F


Wortels en machten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les


Wortels en machten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Je weet wat kwadraten zijn en kunt ze uitrekenen.
  • Je weet wat machten zijn en kunt ze uitrekenen.
  • Je weet wat wortels zijn en kunt ze uitrekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kwadraat
Wanneer je een getal met zichzelf vermenigvuldigt, schrijf je een kleine 2 rechtsboven het getal: kwadraat.

Bijvoorbeeld
   = 3 x 3 = 9
      = 5 x 5 = 25
      = 7 x 7 = 49
32
52
72

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typ het antwoord:


12=

Slide 5 - Open vraag

Trap er niet in!

Je doet niet 2 x 1 maar 1 x 1, en wat is daar het antwoord van?
Typ het antwoord:


62=

Slide 6 - Open vraag

Vermenigvuldig het getal met zichzelf: 6 x 6 =

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Machten
Je kunt een getal ook meerdere keren met zichzelf vermenigvuldigen.
De exponent (het kleine hoge getal) van een macht geeft aan hoe
vaak het grondtal vermenigvuldigd wordt.

Bijvoorbeeld

= 6
                 = 6 x 6 = 36
                         = 6 x 6 x 6 = 216
                                   = 6 x 6 x 6 x 6 = 1296
61
62
63
64

Slide 8 - Tekstslide

Merk op dat kwadraat dus hetzelfde is als tot de macht 2.

Schrijf het antwoord op


33=

Slide 9 - Open vraag

De exponent geeft aan hoe vaak je het grondtal vermenigvuldigt.
Dus: 3 x 3 x 3 =
Schrijf het antwoord op


24=

Slide 10 - Open vraag

De exponent geeft aan hoe vaak je het grondtal vermenigvuldigt.
Dus: 2 x 2 x 2 x 2 =

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wortels
Bij het uitrekenen van een wortel heb
je de omgekeerde kwadraat nodig.

Bijvoorbeeld

Bedenk: ... x ... = 9
Antwoord: 3 x 3 = 9
Dus                     

9=
9=3

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typ het antwoord
4=

Slide 13 - Open vraag

... x ... = 4
Typ het antwoord
16=

Slide 14 - Open vraag

... x ... = 16
Met de rekenmachine
Lastige machten en wortels reken je uit met de rekenmachine.

De meeste rekenmachines hebben een machtsfunctie:
Op een eenvoudige rekenmachine, zoals op je telefoon, typ je de macht uit:
Bijvoorbeeld bij       typ je: 3 x 3 x 3 x 3 x 3 =

Bij wortels gebruik je het wortelteken.
Je typt eerst het getal en drukt daarna de knop in.





35
xy

Slide 15 - Tekstslide

Vaak zit er ook een kwadraatteken op de rekenmachine. Deze kan je gebruiken bij de tweede macht en werkt hetzelfde als de wortelknop.
Wat typ je in je rekenmachine?


19=
A
19=
B
19
C
(19)

Slide 16 - Quizvraag

Dit hangt van je rekenmachine. Check hoe het op jouw machine gaat!
Op de meeste rekenmachines zal opties B gelden.
In het Oefenprogramma SCORE moet het volgens optie C.
Op sommige grafische rekenmachines geldt optie A.
Wat typ je op de rekenmachine van je telefoon?


65=

Slide 17 - Open vraag

Op een grafische rekenmachine kan je voor machten ook de knop met het 'dakje' gebruiken.
Dan typ je: 6^5.
Stilstaan bij hoe het gaat
Stilstaan bij hoe het gaat

Slide 18 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog? Die kun je in het volgende scherm noteren.
Heb je nog vragen? Stel ze hier.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies