2024_10_25 TV 1.2 Onderwerp
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke drie
werkwoordsvormen
zijn er?
werkwoordsvormen
zijn er?
Slide 2 - Woordweb
Maak een zin met het werkwoord "maken" als persoonsvorm.
Slide 3 - Open vraag
Maak een zin met "maken" als infinitief.
Slide 4 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "maken"?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Nu jij: wat is de persoonsvorm?
De kippen lopen door de tuin.
De kippen lopen door de tuin.
Slide 8 - Open vraag
Persoonsvorm?
Ik zit achter mijn computer.
Ik zit achter mijn computer.
Slide 9 - Open vraag
Persoonsvorm?
Gisteren heb ik televisie gekeken.
Gisteren heb ik televisie gekeken.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Onderwerp?
Het is heel koud buiten.
Het is heel koud buiten.
Slide 12 - Open vraag
Onderwerp?
De auto's razen langs.
De auto's razen langs.
Slide 13 - Open vraag
Onderwerp?
Heb jij thuis een hele grote hond?
Heb jij thuis een hele grote hond?
Slide 14 - Open vraag
Onderwerp?
Is die stad zo groot?
Is die stad zo groot?
Slide 15 - Open vraag
Persoonsvorm en onderwerp?
De achtertuin is erg diep.
De achtertuin is erg diep.
Slide 16 - Open vraag
Persoonsvorm en onderwerp?
Hij heeft hele grote voeten.
Hij heeft hele grote voeten.
Slide 17 - Open vraag
Ik kan nu de persoonvorm (werkwoord) en het onderwerp (wie of wat) vinden.
A
nee
B
ja