In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Kennenlernen!
Slide 1 - Tekstslide
Inhalt
Wer bin ich eigentlich?
Wie seid ihr?
In der Klasse
Modalverben
Übungen
Ende
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
LessonUp
Ga naar www.lessonup.com
Bovenaan zie je 'Leerling PIN code'. Voer hier de pincode in
Vul je naam Nu ben je klaar om deel te nemen aan de les! 😀🤘💪
Slide 4 - Tekstslide
Wer seid ihr??
A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K L - M - N - O - P - Q - R - S - T U - V - W - X - Y - Z
Slide 5 - Tekstslide
Was isst du am liebsten? (Wat eet je het liefst?)
Slide 6 - Open vraag
Was für Sport treibst du? (Wat voor sport beoefen je?)
Slide 7 - Open vraag
Was ist deine Lieblingsdestination? (Wat is je favoriete vakantiebestemming?)
Slide 8 - Open vraag
In der Klasse
Fouten maken is toegestaan :) Iedereen maakt fouten. Ik ook 🙈🙉🙊
Ik wil ongestoord les kunnen geven
Gebruik van iPad/Smartphone is niet toegestaan, tenzij anders bedoeld
We respecteren elkaar en wij laten elkaar netjes uitpraten
Heb je een vraag? Steek netjes je vinger/hand op
Wij leren Duits, want Duits is cool 😎
Helpen we elkaar.
Heb je ideeën? Ik hoor ze graag!! 💡
Slide 9 - Tekstslide
Modalverben
Het zijn woorden die een bepaalde houding tot het werkwoord aangeven. Denk hierbij aan noodzakelijkheid, wenselijkheid, mogelijkheid, waarschijnlijkheid of verplichting.
Bijvoorbeeld:
Ich kann sehr schnell laufen Man muss viel Wasser trinken
Slide 10 - Tekstslide
Modalverben
Er zijn 7 meestgebruikte modalverben: mögen, können, dürfen, müssen, sollen, wollen en wissen
Wij focussen ons op: mögen, können en dürfen
Mögen = Lekker vinden, houden van
Können = kunnen
Dürfen = mogen
Slide 11 - Tekstslide
Terug naar de basis...
Zwakke werkwoorden
ich - wohne du - wohnst er/sie/es - wohnt wir - wohnen ihr - wohnt sie - wohnen Sie - wohnen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Mögen = houden van, lekker vinden
Ich = mag- Du = magst Er/sie/es = mag- Wir = mögen Ihr = mögt sie = mögen Sie (u) = mögen
Slide 17 - Tekstslide
Dürfen = mogen
Ich = darf-
Du = darfst
Er/sie/es = darf-
Wir = dürfen
Ihr = dürft
sie = dürfen
Sie (u) = dürfen
Slide 18 - Tekstslide
Können = kunnen
Ich = kann
Du = kannst
Er/sie/es = kann
Wir = können
Ihr = könnt
sie = können
Sie (u) = können
Slide 19 - Tekstslide
Jetzt gehen wir an die Arbeit
Aufgabe 2A - Seite 52
Aufgabe 2B - Seite 53
In stilte werken
5 minuten
Klassikaal de antwoorden bespreken!
timer
5:00
Slide 20 - Tekstslide
Antworten 🧐🕵️♂
Aufgabe 2A Aufgabe 2B 1. magst 1. mag 2. kann 2. kannst 3. darf 3. darf 4. könnt 4. mögen 5. dürfen 5. dürft 6. mag 6. können 7. können 7. Magst 8. dürfen 8. kann 9. mögen 9. darfst 10. kann 10. mag