Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Verhoudingen

Inhoud van de les
Verhoudingen
Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen



1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Inhoud van de les
Verhoudingen
Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen



Slide 1 - Tekstslide

Vergroten en verkleinen
- Je weet een hoeveelheid en een bedrag
- Nu wordt het een andere hoeveelheid
- Hoe moet je delen of x doen om op het juiste bedrag te komen?


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tips:
-> Je gaat eerst terug naar een handig getal; 1, 100 gram etc. en dan reken je naar het juiste getal
-> Je kijkt hoeveel 'groepjes' je kan maken en dit doe je dan x het gevraagde -> Hoe vaak past het erin? En dat doe je x het bedrag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Een Italiaans restaurant heeft 31 kg pasta nodig.
De pasta kost € 1,37 per 0,5 kg.
Hoeveel euro betaalt het restaurant voor de pasta?

Slide 11 - Open vraag

Breuken en verhoudingen
- deel van het geheel weten? delen met de onderste en x de bovenste
- geheel weten? terug naar de breuk '1' en dan x wat je moet hebben -> 4/4, 5/5/, 6/6 etc.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Verdelingen
- Je doet de verhoudingen bij elkaar; totaal. Bijv. 2:3 (= totaal 5 delen). Dan heb je een bedrag; bijv. 250. Dit deel je -> 250:5=50 Dan is 2: 100 en 3: 150

- Bij een recept kijk je hoeveel x je meer of minder hebt. Meer betekent andere ingrediënt ook x zoveel. Minder betekent : !

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vereenvoudigen
-> Een verhouding als 'grote breuk' zien
-> Hoe kun je die zo ver mogelijk delen? En wat je aan de onderkant doet....ook aan de bovenkant (hetzelfde als bij breuken)

Slide 21 - Tekstslide

Het Amstel hotel heeft in totaal 140 medewerkers in dienst. 60 medewerkers werken er korter dan een jaar. Wat is de verhouding?

Slide 22 - Open vraag

Vergelijken
- Je gaat hetzelfde doen als net.....
Verschil: Je berekent er nu 2 en kijkt welke bijv. het goedkoopst is.
-> ga terug naar 1 (1 minuut, 1 euro, 1 km, 1 l etc.)
Als je ze alle 2/3/4 per 1 hebt, zie je in 1x welke het goedkoopst/snelst etc. is.

Slide 23 - Tekstslide

Jos heeft in 8 uur 164 km gefietst.
Rob heeft in 6,5 uur 124 km gefietst.
Jasper heeft in 7 uur 141 km gefietst.
Wie heeft het snelst gefietst?
A
Jos
B
Rob
C
Jasper

Slide 24 - Quizvraag

Een kleine friet (200 g) kost € 2,10.
Een middel grote friet (500 g) kost € 5,20.
Een grote friet (600 g) kost € 6,20. Welke maat friet is naar verhouding het goedkoopst?


A
Klein
B
Middel
C
Groot

Slide 25 - Quizvraag

Bij de boekhandel waren 6 van de 33 bestelde boeken nog niet binnen.
Welke verhouding hoort daarbij?
A
2 op de 3
B
2 op de 11
C
6 op de 33
D
2 op de 99

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Prijs
€ 1,60
Gewicht
250g
500g
1000g
€ 6,40
€ 3,20
€ 8,20

Slide 29 - Sleepvraag

Huiswerk:
-> alle oefeningen van verhoudingen

Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video