Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Periode 1: WTT: Les 6: Theorie blz. 58 - 60

                 Les 6

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                 Les 6

Slide 1 - Tekstslide


                
                 Herhalen Theorie WTT 

                     Les 1 + 2 + 4 + 5 


Slide 2 - Tekstslide

‘We gaan dit plan uitvoeren omdat het verzuim binnen onze organisatie met 5% is gestegen.’
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
enkelvoudig argument

Slide 3 - Quizvraag

Het CPB kwam met een rapport waarin stond dat de armoede in Nederlands is toegenomen.
A
argument op basis van voorbeelden
B
argument op basis van vergelijking
C
argument op basis van vermoedens
D
argument op basis van gezag

Slide 4 - Quizvraag


Ik kwam te laat op school, omdat mijn band lek was en ik daarna de bus miste.
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument

Slide 5 - Quizvraag

(...) Sportartsen concludeerden dan ook een duidelijk verband tussen het eten van koolhydraten en het uithoudingsvermogen van sporters.

Door het eten van veel koolhydraten verhogen de sporters hun kans op succes. (...)

Het verband tussen deze twee 'alinea's' wordt gevormd door:
A
Overlappers
B
Signaalwoorden
C
Signaalzinnen
D
Overgangszin met een verwijswoord.

Slide 6 - Quizvraag

De appeltaart is vies, want er zitten noten in en die noten komen uit Mexico.


A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument

Slide 7 - Quizvraag

Als jongens langer mogen voetballen, nou dan mogen wij meisjes ook!
A
argument gebaseerd op controleerbare feiten of onderzoek
B
argument gebaseerd op ervaring
C
argument gebaseerd op voorbeelden
D
argument gebaseerd op analogie (vergelijking)

Slide 8 - Quizvraag

De appeltaart is vies, want er zitten noten in en kaneel.


A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onafhankelijk nevenschikkend argument
C
onderschikkend argument
D
enkelvoudig argument

Slide 9 - Quizvraag

In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is een een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan.

De signaalwoorden geven een ......
A
tegenstelling
B
oorzaak
C
opsomming
D
gevolg

Slide 10 - Quizvraag

Een tekst waarvan het doel is om de lezer te overtuigen
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 11 - Quizvraag

‘Je moet meer bewegen, want wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat regelmatige lichaamsbeweging het risico op chronische ziektes vermindert.’
A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
afhankelijk nevenschikkend argument

Slide 12 - Quizvraag

De manier waarop ze die schildpadden hielpen was echt bewonderenswaardig.
A
argument op basis van emoties
B
argument op basis van ervaring
C
argument op basis van voorbeelden
D
argument op basis van nuttig of gewenst gevolg

Slide 13 - Quizvraag

Een tekst waarin de schrijver interpretaties, verklaringen, of opinies voorlegt.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 14 - Quizvraag

Onderzoek heeft getoond dat 7% van mannen tussen de 30 en 35 jaar single is.
A
argument gebaseerd op autoriteit
B
argument gebaseerd op feiten
C
argument gebaseerd op veronderstelling
D
argument gebaseerd op ervaring

Slide 15 - Quizvraag

Welk signaalwoord gebruiken we om een tegenstellend verband te creëren in een zin of tussen alinea's?
A
niettemin
B
daarnaast
C
met de bedoeling
D
zoals

Slide 16 - Quizvraag

Mijn broer is boos op mijn ouders, want hij heeft huisarrest gekregen omdat hij vorig weekend veel te laat was thuisgekomen.
A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
afhankelijk nevenschikkend argument
D
onafhankelijk nevenschikkend argument

Slide 17 - Quizvraag

Een betoog is
A
objectief
B
subjectief

Slide 18 - Quizvraag

In de komende jaren zal de verontreiniging alleen nog maar toenemen.
A
argument gebaseerd op ervaringen
B
argument gebaseerd op feiten
C
argument gebaseerd op veronderstelling
D
argument gebaseerd op emoties

Slide 19 - Quizvraag

Mijn broer en zus zijn allebei boos op mijn ouders, mijn broer heeft huisarrest gekregen en mijn zus krijgt geen extra zakgeld.


A
enkelvoudig argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
afhankelijk nevenschikkend argument

Slide 20 - Quizvraag

Een uiteenzetting is
A
objectief
B
subjectief

Slide 21 - Quizvraag

‘Ik ga morgen met mijn team naar restaurant X, want dat ligt op een paar minuten loopafstand van ons kantoor.’
A
afhankelijk nevenschikkend argument
B
onderschikkend argument
C
onafhankelijk nevenschikkend argument
D
enkelvoudig argument

Slide 22 - Quizvraag

WTT Theorie bladzijde 58 - 60

12) Drogredenen


Slide 23 - Tekstslide

Drogredenen & Discussieregels
  • Veel argumenten die tijdens een discussie genoemd worden zijn onjuist of fout. Dit noemen we drogredenen. Er is sprake van een drogreden als er onjuist gebruik gemaakt wordt van een argumentatieschema of als er een overtreding van een discussieregel plaatsvindt.

  • Discussieregels zijn:

  • De vrijheidsregel / De verdedigingsplichtregel / De standpuntsregel / De relevantieregel
  • De verzwegen-argumentregel / De uitgangspuntregel / De geldigheidsregel 
  • De argumentatieschema regel / De afsluitingsregel / De taalgebruiksregel

Slide 24 - Tekstslide

Drogredenen die argumentatieschema's onjuist gebruiken
We onderscheiden de volgende zeven drogredenen die argumentatieschema's onjuist gebruiken:

  1. Onjuist beroep doen op een oorzaak-gevolg schema
  2. Onjuist beroep doen op een kenmerk- of eigenschapsschema
  3. Onjuist beroep doen op een voor- en nadelenschema: overdrijven van voor- of nadelen
  4. Onjuist beroep doen op een voor- en nadelenschema: vals dilemma
  5. Onjuist beroep doen op een voorbeeldschema: overhaaste generalisatie
  6. Onjuist beroep doen op een vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking
  7. Onjuist beroep op autoriteit

Slide 25 - Tekstslide

Drogredenen die discussieregels overtreden:
  1. Persoonlijke aanval
  2. Ontduiken van bewijslast
  3. Cirkelredenering
  4. Vertekenen van standpunt
  5. Bespelen van publiek

Slide 26 - Tekstslide

"Mijn oma rookte een pakje sigaretten per dag en ze is 102 geworden, dus roken is niet ongezond!"

Welk soort drogreden zien we in deze uitspraak?
A
persoonlijke aanval
B
overhaaste generalisatie
C
onjuist beroep doen op autoriteit
D
bespelen van het publiek

Slide 27 - Quizvraag

"Ik vind Dorian erg aardig, omdat ik haar graag mag."

Welk soort drogreden zien we hier?
A
onjuist beroep op oorzaak en gevolg
B
onjuist beroep op voor- en nadelen
C
vals dilemma
D
cirkelredenering

Slide 28 - Quizvraag

"Jouw ideeën voor duurzaamheid zijn waardeloos, want jij leeft zelf ook niet groen."

Welk soort drogreden zien we hier?

A
cirkelredenering
B
bespelen van publiek
C
persoonlijke aanval
D
vertekenen van een standpunt

Slide 29 - Quizvraag

"Advocaat: Iedereen begrijpt natuurlijk dat deze man veroordeeld moet worden."

Welk soort drogreden wordt hier gebruikt?
A
bespelen publiek
B
persoonlijke aanval
C
vertekenen van een standpunt
D
verkeerde vergelijking

Slide 30 - Quizvraag

"De huizenmarkt gaat de komende jaren helemaal instorten. Dat zei Yvonne Coldeweijer gisteren nog op haar juicekanaal."

Welk soort drogreden zien we hier?
A
onjuist beroep op kenmerk/eigenschapsschema
B
onjuist beroep op voor- en nadelenschema
C
onjuist beroep op autoriteitsschema
D
onjuist beroep op vergelijkingsschema

Slide 31 - Quizvraag

"Rody praat veel. Hij is een slechte chauffeur."
A
cirkelredenering
B
onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
C
overhaaste generalisatie
D
vals dilemma

Slide 32 - Quizvraag

"Alle buslijnen zouden ook ‘s nachts moeten rijden, want dan is het rooster flexibeler voor reizigers, is er meer werkgelegenheid, en is de reizigersstroom beter verspreid."

Welk soort drogreden zien we hier?
A
bespelen van het publiek
B
vertekenen van een standpunt
C
ontduiken van bewijslast
D
overdrijven van voor- en/of nadelen

Slide 33 - Quizvraag

Examentraining/ Leesvaardigheid
Aan de slag:

* Tekst 5 lezen en de opdrachten maken.

Niet af in de les = huiswerk voor de volgende les waarin we WTT/WTO behandelen

Slide 34 - Tekstslide