Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Hoofdstuk 5 paragraaf 5

Het milieu 

 Milieubewust leven 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het milieu 

 Milieubewust leven 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
herhalen:
recylen
afval scheiden 
milieu
duurzaam 
groene stroom
grijze stroom  

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • hoe kun je zelf rekening  houden met het milieu.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is groene stroom?

Slide 4 - Open vraag

Groene stroom
  • Groene stroom: Stroom die minder schadelijk is voor het milieu,
  • Voorbeelden:
  • Zonne energie
  • Windenergie
  • Waterenergie
  • Etc.
  • Grijze stroom: stroom opgewekt door aardgas, olie en steenkool.

Slide 5 - Tekstslide

Welke energiebronnen leveren grijze stroom?

Slide 6 - Open vraag

Bruikbaar afval
  • Afval kan je recyclen
  • Dit is opnieuw gebruiken van het afval.
  • Daarvoor moeten we het wel scheiden
  • Gescheiden afval: het “sorteren” van afval
  • Daardoor beter te recyclen of verwerken.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het gevolg van recycling? Kies het juiste antwoord.

A
Er komt meer afval in het milieu
B
Er komt minder afval in het milieu

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om afval goed te scheiden?

Slide 9 - Open vraag

Statiegeld
  • Geld dat je betaald en weer terugkrijgt
  • Zie het als “huur”
  • Garantie dat je het product weer inlevert.
  • Daardoor kan de verpakking nog een keer gebruikt worden. 

Slide 10 - Tekstslide

Biologische groente
  • Groente die gemaakt is met minder schadelijke stoffen
  • Beter voor het milieu
  • Vaak wel iets duurder

Slide 11 - Tekstslide

Bij de supermarkt ziet Jolanda een pot sperziebonen voor € 1,02 en een voor € 1,39. In een van beide zit biologische groente.

Welke zal dat zijn? Leg je antwoord uit

Slide 12 - Open vraag

Aan de slag!
  • Nu ga je zelf aan het werk.
  • Lees de teksten en maak de opdrachten.
  • Klaar? Meld je bij de docent.
  • Je werkt alleen of met een andere student samen.
  • Je werkt rustig door.










Slide 13 - Tekstslide