Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Blok 2 les 3 + 4 Wat een kind nodig heeft

     Les 3 - Een veilig klimaat
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

     Les 3 - Een veilig klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag behandelen?
- Korte terugblik op de vorige les.
- Doelen van deze les.
- Paragraaf 9.1, 9.2 en 9.3
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Vijf vragen om terug te blikken op het vorige hoofdstuk.
  
Voor vraag 1 heb je pen en papier nodig.


Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is waar?
A
Een kwantitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.
B
Een kwalitatieve observatie gaat om hoe ziet het gedrag eruit.

Slide 4 - Quizvraag

Job pakt de bal van de grond en loopt naar Sev. Hij kijkt Sev boos aan en geeft hem een duw. Hij is duidelijk gefrustreerd over de situatie die net plaatsvond.

Hierboven lees je een deel van een observatie.
Is dit objectief of subjectief beschreven?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 5 - Quizvraag

Je telt gedragingen in een bepaalde periode. Dit hoort bij:
A
Kwantitatief observeren
B
Kwalitatief observeren

Slide 6 - Quizvraag

Doel van de les
Aan het einde van de les: 
-weet je dat een kind veiligheid nodig heeft om zich te  
 kunnen ontwikkelen.
-weet je dat er vier hechtingstypen zijn, ken je er 2.
-weet je wat het begrip 'sensitieve responsiviteit' inhoudt.
-weet je wat het begrip 'autonomie' inhoudt;
-weet je hoe jij een groepsklimaat kan sturen

Slide 7 - Tekstslide

Wat heeft een kind nodig??
  • Een vertrouwensfiguur
  • Aandacht
  • Voorspelbaarheid
  • Structuur 

Slide 8 - Tekstslide

Vertrouwensfiguur
Een vertrouwensfiguur geeft je een gevoel van veiligheid.

Iemand die je begrijpt, kan bijsturen en je ondersteunt.
Kinderen (en mensen in het algemeen) ontwikkelen zich beter in een veilige omgeving.

Vraag: welke personen waren jouw vertrouwensfiguur?



Slide 9 - Tekstslide

Onverdeelde aandacht en voorspelbaarheid

Geef een kind onverdeelde aandacht en complimenten
Waarom is dit belangrijk?

Voorspelbaarheid is voor jonge kinderen fijn. 
Waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Op welke manier kun je kinderen structuur bieden?

Slide 11 - Open vraag

Structuur
  • Herkenbaar gedrag (voorspelbaarheid)
  • Duidelijke regels bieden structuur in de dag
  • Grenzen aangeven 
  • Duidelijk dagritme (eigen keuze in activiteiten)

Slide 12 - Tekstslide

Positief onderwijs

Slide 13 - Tekstslide

Hechting
Hechting geeft het kind een veilige basis. De eenkennigheidsfase rond 6 maand is het begin van de hechting. Is een kind veilig gehecht, dan kan het nieuwe situaties makkelijker aan.


Verschillende hechtingstypen:
     A-kinderen: Onveilig-vermijdend gehecht
     B-kinderen: Veilig gehecht
     C-kinderen: Onveilig afwerend gehecht
     D-kinderen: Onveilig-gedesorganiseerd gehecht

Tip: lees de uitleg van de verschillende hechtingstype en schrijf een korte samenvatting voor jezelf. Maak opdracht 6 op bladzijde 153 in je werkboek.

Slide 14 - Tekstslide

Veilige hechting
  • Balans tussen ondernemend gedrag en hechtingsgedrag
  • Aangaan van relaties gaat makkelijk
  • Maken van vriendschappen 
  • Kinderen met zelfvertrouwen
  • steun zoeken bij anderen
  • 60/ 70 % is veilig gehecht 

Slide 15 - Tekstslide

Onveilige hechting
  • Heftige reactie wanneer de ouder weggaat
  • Weinig ondernemend, komen moeilijk tot spel. 
  • Afwerend gedrag naar de ouder
  • Bouwen moeilijker relaties op
  • Hebben minder vertrouwen in de ander
  •  

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kun jij zorgen voor veiligheid?

Geef een kind een veilig gevoel
Soms heeft een kind behoefte aan troost of gezelligheid.

Contact maken
Veroordeel niet, maar biedt een luisterend oor.

Openstaan voor gevoelens
Herken angst en verdriet, geef complimentjes en toon interesse.

Belonen en straffen
Bied regels en structuur, stel grenzen en wees consequent.

Slide 17 - Tekstslide

Zoek eens op in je boek...
Wat verstaan we onder sensitieve responsiviteit??

Slide 18 - Tekstslide

Sensitieve-responsiviteit
                                           Sensitieve: gevoel

                           Responsiviteit: het woord respons zit er in. 
                                              Dat betekent reactie.

Sensitieve responsiviteit betekent dat je ziet dat er iets aan de hand is en daar op reageert.
Voorbeeld: je ziet dat een kind verdrietig is. Je loopt er naar toe en vraagt wat er aan de hand is. Samen zoek je naar een oplossing. 

9.2 Ik ben ik

Slide 19 - Tekstslide

Film: hechtingsproblematiek
Kijken tot 2 min. 50 sec.

Slide 20 - Tekstslide

Belonen en straffen
Wat werkt beter volgens jou, belonen of straffen?

Kun je een voorbeeld noemen?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is sensitieve responsiviteit?
A
Je gebruikt je eigen gevoeligheid om op een juiste wijze te kunnen reageren op een leerling.
B
Je neemt de inbreng van leerlingen serieus en waardeert ze.
C
Je helpt leerlingen om hun sociale vaardigheden te ontwikkelen.
D
Je houdt rekening met de behoefte en gevoelens van de leerling. Je benoemt ze en houdt er rekening mee.

Slide 22 - Quizvraag

Kindkenmerken en omgevingskenmerken zijn mede bepalend hoe een hechting verloopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Autonomie
Betekenis: Zelfstandig bepalen wat jij wilt. Zelf keuzes maken zonder daarbij een ander nodig te hebben.
Eigen lichaam: jij bent de baas over jouw lichaam
Eigen gedachten: jij hebt recht op je eigen gedachten: twijfels/onzekerheden/meningen
Eigen verantwoordelijkheden: je neemt je eigen beslissing.


9.2 Ik ben ik

Slide 24 - Tekstslide

Participatie
Participatie is het meedoen in een groep. Verantwoordelijkheden krijgen en mee mogen beslissen op een bij de leeftijd passend niveau. 

Zie je ook voorbeelden hiervan in je stage?  
Denk aan bv een leerlingenraad, mogen kinderen meedenken en beslissen hoe het nieuwe schoolplein eruit komt te zien, wat voor optreden ze gaan doen voor Sinterklaas, enz. 
9.3 Wijs kinderen de weg

Slide 25 - Tekstslide

9.3 Wijs kinderen de weg
Sociale ontwikkeling: omgang met anderen staat centraal

Vragen: 
-hoe verliep jouw basisschooltijd? 
-Ben je nog steeds bevriend met de vrienden uit die tijd?
-Kun je als onderwijzend personeel positieve invloed hebben op vriendschappen of het ontstaan van vriendschappen? Hoe?
9.3 Wijs kinderen de weg

Slide 26 - Tekstslide

Socialisatie proces
Socialisatie

Het proces waarin kinderen de sociale wereld om zich heen steeds beter begrijpen en zich aanpassen aan de groep.
* Clubjes (met regels waar kinderen zich aan moeten houden).
* Ergens bij willen horen...

Welke kinderen hebben jouw hulp in dit proces extra nodig? Hoe kun je die hulp bieden?
9.3 Wijs kinderen de weg.

Slide 27 - Tekstslide

Losmakingsproces
Pubers (start rondom 11 jr. M & 13 jr. J):

proberen zich los te maken van ouders en 
begeleiders om zelf verantwoordelijk zijn voor 
de dingen die ze doen en zelfstandig zijn

Ze zoeken een eigen identiteit

Vrienen worden belangrijker 
93 Wijs kinderen de weg

Slide 28 - Tekstslide

Groepsklimaat

In een positieve groep kun je lekker werken.
 
In een negatieve groep is er altijd gedoe.

Vraag: wie heeft hier een voorbeeld van uit ervaring?


9.3 Wijs kinderen de weg

Slide 29 - Tekstslide

Op welke manier kunnen kinderen een positieve / negatieve invloed hebben op de groep?

Slide 30 - Open vraag

Hoe kun jij het groepsklimaat beïnvloeden?

Slide 31 - Woordweb

Jij hebt invloed

Sfeer                                                    Positieve normen
Relaties                                               Spiegeling
Verstorend gedrag
Samenhang in de groep                Groepsregels 
9.3 Wijs kinderen de weg

Slide 32 - Tekstslide

Verstorend gedrag
Niet negeren!!
Duidelijk maken dat dit niet hoort
Niet voor schut zetten in de klas
9.3 Wijs kinderen de weg

Slide 33 - Tekstslide

Aan het werk
Lees paragrafen 9.1, 9.2 en 9.3 door.
 

Slide 34 - Tekstslide