Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Comperatief (TC A2 thema 1.15)
Trappen van vergelijking
(
comparatief
)
Thema 1.15
1 / 14
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Trappen van vergelijking
(
comparatief
)
Thema 1.15
Slide 1 - Tekstslide
1.15 klein, kleiner - groot, groter
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -
er
achter het woord:
klein - klein
er
groot - grot
er
dik - dikk
er
mooi - mooi
er
Slide 2 - Tekstslide
Wat doe je met woorden die op een
r
eindigen?
Deze woorden krijgen
-der
achter het woord:
lekker - lekker
der
duur - duur
der
zwaar - zwaar
der
Slide 3 - Tekstslide
Let op!
Er zijn ook onregelmatige woorden:
graag -
liever
goed -
beter
veel -
meer
weinig -
minder
Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!
Slide 4 - Tekstslide
Wanneer je twee mensen of dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je het woord
dan.
Omar is ouder
dan
mijn broer.
Mijn auto is goedkoper
dan
jouw auto.
Slide 5 - Tekstslide
Welk woord is weg?
De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.
Slide 6 - Open vraag
Welk woord is weg?
De tafel is zwaar, maar de kast is ______.
Slide 7 - Open vraag
Welk woord is weg?
James is ______ (groot) dan Blazej.
Slide 8 - Open vraag
Welk woord is weg?
Taha praat graag, maar speelt _____ cricket.
Slide 9 - Open vraag
Zelf zinnen maken
Gebruik een vergelijking en het woordje
dan.
Bijvoorbeeld: mijn pen - jouw pen
Mijn pen is groter
dan
jouw pen.
Slide 10 - Tekstslide
mijn telefoon - jouw telefoon
Slide 11 - Open vraag
mijn land - jouw land
Slide 12 - Open vraag
mannen - vrouwen
Slide 13 - Open vraag
koekjes - fruit
Slide 14 - Open vraag