Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Blok 8, les 2

Nederlands
Blok 8, les 2
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Blok 8, les 2

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Terugblik
Vooruitblik
Oefening 1
Instructie
Oefening 2
Vragen en zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
CumLaude - Blok 8 - Nederlands: 
  • Planning lessen en huiswerk
  • Overzicht toetsonderdelen
  • Samenvatting

Slide 3 - Tekstslide

Vooruitblik
Aan het einde van de les kun je het volgende in de zin benoemen:
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde 
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Vooruitblik
Huiswerk:
Starttaal online 3F – Taalverzorging – Grammatica
Lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp
Oefening 1 t/m 5

Starttaal online 3F – Taalverzorging – Grammatica
Onderwerp / lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp
Oefening 1 t/m 5
Deeltoets


Slide 5 - Tekstslide

Oefening 1
Kahoot van een student en/of oefening van de docent (deze LessonUp).

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft uiteindelijk gewonnen met Risk?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Die vogels ontwaken voor dag en dauw.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

In de tuin heeft Lars een lied voor haar gezongen.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Had jij die mierzoete cocktail besteld?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Straks presenteer ik jullie onze nieuwste uitvinding.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Zal ik je nu of vanavond je valentijnscadeautje geven?

Slide 12 - Open vraag

Instructie
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm
Zoek de persoonsvorm.
A. Maak een vraagzin. De persoonsvorm staat vooraan.
B. Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.

Voorbeeld:
Hij loopt naar huis.
A. Loopt hij naar huis?
B. Hij liep naar huis.
Persoonsvorm = loopt

Slide 14 - Tekstslide

Zinsdelen strepen
Zet voor en achter de persoonsvorm een streep.

Hij / loopt / ‘s avonds naar huis.

A. De woorden VOOR de persoonsvorm vormen één deel. Je zet hier geen strepen meer.

Slide 15 - Tekstslide

Zinsdelen strepen
B. Welk woord of welke woorden kunnen voor de persoonsvorm?

-‘s Avonds loopt hij naar huis. --> ‘s avonds is één deel.
-Naar huis loopt hij ‘s avonds. --> naar huis is één deel.

Slide 16 - Tekstslide

Zinsdelen strepen
C. Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis. 

Loopt = persoonsvorm

D. Benoem de zinsdelen.

Slide 17 - Tekstslide

Onderwerp
Zoek het onderwerp.

Vraag: Wie / Wat + persoonsvorm? Het antwoord is het onderwerp.

Voorbeeld:
Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis.
   Wie loopt ‘s avonds naar huis? Hij
OW = Hij
                 



Slide 18 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.

Hij heeft voor mij een cadeau gekocht.
Heeft = PV
Heeft gekocht = WG




Slide 19 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Zoek het lijdend voorwerp (LV)


Vraag: Wie of wat + onderwerp + gezegde?

Hij maakt een stoel.

Wie of wat maakt hij? Een stoel!



Slide 20 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Zoek het meewerkend voorwerp.


Vraag: Aan of voor wie + onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp?

Piet maakt een stoel voor Marlies.

Aan of voor wie maakt Piet een stoel? Voor Marlies.



Slide 21 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
 Let op! 
Soms staat er geen aan of voor. 
 Je kunt er dan voor of aan voorzetten!

Jan geeft mij het boek 
Jan geeft AAN MIJ het boek 
MV = Mij

Slide 22 - Tekstslide

Oefening 2
  • Luister naar het lied.
  • Lees daarna de zinnen.
  • Voer de opdracht uit per zin.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Lees de zin uit het lied:
Weet je niet, kijk naar je handen, want je hebt het al vast.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Je hebt het al vast.

Slide 26 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Toen ik stopte met zoeken, heb ik het gevonden.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb het gevonden.

Slide 28 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Als jij er bent, is het stil in mijn hoofd.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is onderwerp?

Het is stil in mijn hoofd.

Slide 30 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Ik wil niets van jou.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Ik wil niets van jou.

Slide 32 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Even niet, niet op het antwoord blijven jagen.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik blijf niet op het antwoord jagen.

Slide 34 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
En ik wil niets van jou.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Van jou wil ik niets.

Slide 36 - Open vraag

Lees de zin uit het lied:
Je weet het, als het echt bij je past.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Je weet het.

Slide 38 - Open vraag

Lees de zin:
Aan jou heb ik alles gegeven.

Slide 39 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Aan jou heb ik alles gegeven.

Slide 40 - Open vraag

Lees de zin:
Aan jou heb ik alles gegeven.

Slide 41 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Aan jou heb ik alles gegeven.

Slide 42 - Open vraag

Vragen en zelfstandig werken

Slide 43 - Tekstslide