Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

0VKEA+B+C (interviewen)

Nederlands
0VKEA B C
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
0VKEA B C

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen in deze les
  • Je weet wat een interview is.
  • Je weet wat open en gesloten vragen zijn.
  • Je kunt open en gesloten vragen stellen.
  • Je kunt een interview voorbereiden.
  • Je kunt uitleggen wat 'doorvragen' betekent.
  • Je kunt een bijdrage leveren aan het afnemen en uitwerken van een interview, samen met je groep.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'INTERVIEW'
Waar denk jij aan?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Interview?
  • Een interview kan op beeld (televisie) zijn, of geschreven. 
  • Het doel is: iets te weten komen van de geïnterviewde.
  • Het verschilt per nieuwssoort welke mensen interessant zijn om te interviewen.

Slide 4 - Tekstslide

In het landelijke nieuws komen bijvoorbeeld vaak interviews voor met belangrijke personen uit de politiek of de film- en muziekwereld.
In het regionale nieuws  zou je bijvoorbeeld een interview met de trainer van een grote voetbalploeg tegen kunnen komen en in het lokale nieuws  een interview  met de burgemeester.
Hyperlokaal kun je denken aan een interview met de directeur van jullie school.
Soorten vragen
Er zijn twee soorten vragen: gesloten en open vragen.
  1. Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.
  2. Open vragen geven vaak een langer antwoord en werken daarom goed om een gesprek op gang te brengen.

Slide 5 - Tekstslide

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
In de journalistiek kom je vaak open vragen tegen, zoals: “Waarom vindt u dat mensen op de SP moeten stemmen?”
Kijkopdracht

a) Turf het aantal open vragen in het fragment.
b) Turf ook het aantal gesloten vragen.
c) Welke verschillen merk je aan de antwoorden ?
Wat voor antwoorden leveren gesloten vragen vaak op?
Hoe verschilt dit van de antwoorden op open vragen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zouden journalisten vaker open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Open maken
Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Hebben jullie gezien wat er gebeurd is?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Bent u blij met uw baan?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
  • Na een antwoord kun je even nadenken en doorvragen.
  • Dat betekent dat je met een nieuwe vraag ingaat op het antwoord van de geïnterviewde.
  • Je vraagt door wanneer je het gevoel hebt dat de geïnterviewde nog niet voldoende antwoord heeft gegeven.

antwoord heeft gegeven.

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”
Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op met je mobiel.
  • Voor je weggaat: vraag na of je de naam van de geïnterviewde goed hebt gespeld.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1: interview
Je gaat iemand interviewen over zijn/haar hobby. Dit kan bijvoorbeeld een sport zijn waar je zelf niet zoveel van weet. 

Waar moet je interview aan voldoen?
  • Je hebt minimaal 8 hoofdvragen
  • Je hebt een aantal deelvragen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: interview
(b) Bedenk wie je wilt gaan interviewen en over welk onderwerp
(c)  Bereid het interview voor. 
(d) Vraag toestemming om het interview op te nemen
(e) Neem het interview af.
(f) Werk je interview uit in vraag-antwoordvorm.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gluren bij de buren
  1. Klaar met het interview? Wissel je interview uit met een ander.
  2. Kijk het interview van het andere groepje  na met behulp van het nakijkblad.
  3.  Geef het interview en het ingevulde nakijkblad terug aan de andere persoon.
  4. Bekijk de feedback die je hebt gekregen op je interview en verbeter zo nodig het interview.
  5. Bewaar het ingevulde nakijkblad en beide versies van het interview goed.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies