Transporteurs kunnen alleen goed werken als ze correct worden aangestuurd. Daarom moet de
besturing weten wat, hoe, hoeveel en met welke snelheid en druk de goederen moeten worden
getransporteerd. Deze condities kunnen worden waargenomen door sensoren (fotocellen) die kleur, materiaalsoort, gewicht, snelheid, aantallen en vorm kunnen waarnemen en kunnen doorgeven aan een besturingssysteem.
Besturingssystemen kunnen zo worden geprogrammeerd dat ze bij foutieve waarden de
machines stopzetten en een alarmmelding afgeven.
Beveiligingssystemen: trekkoorden, thermische
beveiliging, noodstoppen en lichtschermen.