Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Herhalingsles periode 1.2

Lesstof
Vragen over het practicum
Opdracht de cel
Opdracht biomoleculen (kan dienen als samenvatting van onderstaande)
H5 Biomoleculen
  • Koolhydraten
  • Eiwitten
  • Nucleïnezuren
H6 Enzymen


1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesstof
Vragen over het practicum
Opdracht de cel
Opdracht biomoleculen (kan dienen als samenvatting van onderstaande)
H5 Biomoleculen
  • Koolhydraten
  • Eiwitten
  • Nucleïnezuren
H6 Enzymen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat voor cel is dit?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel
C
Bacteriële cel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

celwand
cel membraan
Cel kern
chloroplast
cytoplasma
vacuole
mitochondrium

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pectine en cellulose zijn de hoofdbestanddelen van de celwand. Wat zijn dit voor stoffen?
A
Eiwitten
B
Enzymen
C
Polysachariden
D
Vetten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Biomoleculen 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Condensatie
Hydrolyse
Monomeer
Polymeer

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof kom vrij tijdens de polymerisatie van biomoleculen?
A
zuren
B
water
C
alkanen
D
eiwitten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke voedingsmiddelen
zitten de meeste koolhydraten?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Monosacharide
B
Disacharide
C
Trisacharide
D
Polysacharide

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is sacharose, dit is een:
A
Monosacharide
B
Disacharide
C
Polysacharide

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lactose is opgebouwd uit 2 monosachriden; Welke?
A
fructose en glucose
B
fructose en galactose
C
maltose en sucrose
D
glucose en galactose

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De algemene structuurformule van een koolhydraat is (CH2O)n. Hoe ziet de formule van fructose (n=6) er uit?
A
C5 H12 O6
B
C6 H10 O6
C
C6 H12 O6
D
C7 H12 O5

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de binding tussen 2 monosachariden?

Slide 18 - Open vraag

glycosidische binding

En binding tussen aminozuren (bij eiwitten?): peptidebinding
Herhalingsles periode 2.2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten zijn...
A
Organisch
B
Anorganisch

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten zijn....
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Combineer de functies met de eiwitten
transport
beweging
hormoon
afweer
hemoglobine
Insuline
spier-eiwit
antilichamen

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bouwstenen van eiwitten zijn...
A
nucleotiden
B
stikstofbasen
C
aminozuren
D
ribosomen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke aminozuren kun je niet zelf maken uit andere aminozuren?
A
Essentiële aminozuren
B
niet- essentiële aminozuren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is NIET WAAR over eiwitten?
A
Alle enzymen zijn eiwitten
B
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren
C
Qua naamgeving eindigen veel eiwitten op - ase
D
Proteïne is een ander woord voor eiwit

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met de primaire structuur van eiwitten?
A
De ruimtelijke vorm die de alfa-helix en beta-sheet kunnen aannemen
B
De hoeveelheid aminozuren en de volgorde van de aminozuren in een eiwit
C
De totale vouwing van de eiwitketen
D
De structuur van meerdere eiwitketens

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met de tertiaire structuur van eiwitten?
A
De ruimtelijke vorm die de alfa-helix en beta-sheet kunnen aannemen
B
De hoeveelheid aminozuren en de volgorde van de aminozuren in een eiwit
C
De totale vouwing van de eiwitketen
D
De structuur van meerdere eiwitketens

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de ruimtelijke structuur van een eiwit in stand gehouden?
A
door hydrolyse en condensatie reacties
B
door H- en S- bruggen
C
alfa helix en beta sheets
D
peptide bindingen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het proces waarbij de ruimtelijke structuur van een eiwit verloren gaat?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA en RNA

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het suikermolecuul in DNA is:
A
Ribose
B
Deoxyribose
C
Fructose
D
maltose

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stikstofbasen vind je in DNA?
A
TNGA
B
TCGU
C
TCGA
D
DNA

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke complementaire base hoort bij de DNA streng rechts? 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA
RNA
Uracil
Thymine
Ribose
Deoxyribose
Instabiel

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties door te slepen
Een verbinding tussen 2 aminozuren
Eiwit dat reactie versnelt
Bouwsteen van een DNA of RNA molecuul
Disacharide
Peptide-binding
Nucleotide
Lactose
Enzym

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van een katalysator?
A
Verhoogt de activeringsenergie
B
Verlaagt de activeringsenergie

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke letter
wordt de activeringsenergie
aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder is het energiediagram voor de verbranding van methaan weergegeven. Sleep de namen naar de juiste plek.
methaan
water
koolstofdioxide
zuurstof
reactiewarmte
activeringsenergie

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1: Uit welke type biomoleculen zijn enzymen opgebouwd?
2: Hoe noemen we de stof die door een enzym wordt omgezet?
A
1:eiwitten 2:hulpstof
B
1:proteïnen 2:hulpstof
C
1:koolhydraten 2:substraat
D
1:eiwitten 2:substraat

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een substraat is herbruikbaar
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je een enzymreactie sneller kunnen laten verlopen? Meerdere antwoorden mogelijk
A
De temperatuur flink verhogen
B
Meer substraat toevoegen
C
Meer enzymen toevoegen
D
De pH sterk verlagen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat treedt hier op bij een overmaat substraat?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is waar bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de temperatuur van het enzym toeneemt.
C
Tussen P en Q neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
D
Punt R is de optimumtemperatuur

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de enzymen naar het substraat
DNA

maltose 
lipiden

RNA

peptiden
zetmeel 
(amylum)

lipase

amylase

DN-ase

RN-ase

pepsine

maltase

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een inhibitor?
A
een activeringsstof
B
een remstof
C
een optimum
D
een minimum

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1-Wat is de invloed van zware metalen op enzymen?

2- Is deze invloed reversibel of irreversibel?
A
herstelen ruimtelijke structuur en irreversibel
B
beschadigen ruimtelijke structuur en irreversibel
C
beschadigen ruimtelijke structuur en reversibel
D
herstellen ruimtelijke structuur en reversibel

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke producten zitten deze enzymen?
Lipase
Cellulase
glucosidase

Slide 49 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een groot vat waarin micro-organismen op grote schaal gekweekt worden?

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voel je je al goed voorbereid op de toets biologie?
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van de toetsstof vind je nog lastig?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je de laatste les nog willen doen?

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies