Inspirerend, verbindend en nieuwsgierig
Een leven lang leren

Blok 8 les 6/7 Communicatie en reflectie

Blok 8 PDO les6/7
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
PDOMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 8 PDO les6/7

Slide 1 - Tekstslide

Nodig bij de komende 3 lessen:

* Leer- en werkboek: Basisboek Didactiek, Communicatie en                                                        Organisatie. Hoofdstuk 7

* Telefoon om deel te nemen aan de quizvragen tijdens de les

* Eventueel pen en papier voor aantekeningen


Slide 2 - Tekstslide

7.1 Communiceren kun je leren 
7.2 Ken jezelf: reflecteren 

7.3 Omgaan met reacties van anderen 
7.4 In gesprek gaan 

7.5 Verslag uitbrengen 
7.6 Jezelf laten zien 
Wat wordt er in dit hoofdstuk behandeld?

Slide 3 - Tekstslide

- Terugblik op de vorige les  (paragraaf 7.1 & 7.2)
- Doelen van deze les
- 7.3 + 7.4
- Huiswerk 
Wat gaan we vandaag behandelen?

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik op de vorige paragrafen. 
                Wat weet je nog? 
                      Drie vragen.

Slide 5 - Tekstslide

Tekst
1
2
3
4
5
terugblikken op handelen
bewustworden belangrijke aspecten
Handelen/ervaring
alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
Uitproberen in nieuwe situatie

Slide 6 - Sleepvraag

Jij hebt een les gegeven over de Egyptenaren.
Na de les denk je na over je eigen handelen om daar de volgende keer beter van te worden. Wat doe je dan?
A
Analyseren
B
Reflecteren
C
Consumeren
D
Debatteren

Slide 7 - Quizvraag

Als iemand met zijn armen over elkaar gevouwen zit en achterover leunend, welke vorm van lichaamshouding past hier dan bij?
A
Open houding
B
Gesloten houding

Slide 8 - Quizvraag

                         Doelen van deze lessen:

7.3
- kun je uitleggen wat er wordt bedoelt met positieve, negatieve en opbouwende feedback
-wat de invloed is van een ik/jij boodschap
7.4 (volgende les)
-welke soorten gesprekken er zijn
-kun je verschillende gespreksvaardigheden en gespreksniveaus  benoemen

Slide 9 - Tekstslide

7.3 Omgaan met reacties van anderen

Slide 10 - Tekstslide

Lees op blz 264 de wat feedback inhoudt en vat dat hier vervolgens in kernwoorden samen

Slide 11 - Open vraag

ik-boodschap <-> jij boodschap
Een ‘ik-boodschap’ vertelt hoe de spreker zich voelt en bevat geen kritiek, afkeuring of veroordeling van de ander. 
Een ‘jij-boodschap’ bekritiseert de ander: ‘Je bent een sloddervos’, ‘Je bent niet aardig’.
Lees de info op de website in de volgende slide voor meer hierover

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Schrijf nu zelf een zin in een ik-boodschap en in een jij-boodschap over hetzelfde onderwerp.

Slide 14 - Open vraag

Tips om goede feedback te geven:

- controleer of diegene die je feedback geeft er open voor staat.
- zorg voor een sfeer van veiligheid, respect en vertrouwen.
- benoem wat je bedoelt en waarom je dat vindt.
- gebruik 'ik' boodschappen. Met een 'ik' boodschap houd je het             gevoel bij jezelf. Een 'jij' boodschap is aanvallender.
- vraag om een reactie van de ander. Is diegene het er mee eens of       niet? Luister ook waarom wel of niet.
7.3 Omgaan met reacties van anderen

Slide 15 - Tekstslide

                                                                           
Tips om feedback te ontvangen

- besef dat feedback meestal wordt gegeven om je te helpen, je             beter te maken.
- luister naar de feedback die je krijgt
- neem een open houding aan, zo kom je geïnteresseerd over.
- begrijp je de feedback niet, vraag dan door.
- bedenk of je deze feedback vaker hebt gekregen, is het terecht,           van wie krijg je hem. Bedenk dan wat je er mee gaat doen.
- bedank de ander voor de feedback; hiermee toon je respect.

7.3 Omgaan met reacties van anderen

Slide 16 - Tekstslide

verschil in geven van feedback

Slide 17 - Tekstslide

7.4 In gesprek gaan
Paragraaf 7.4 in gesprek gaan

Slide 18 - Tekstslide

7.4 In gesprek gaan
In de volgende  sheets bespreken we de volgende onderdelen:

- verschillende soorten gesprekken
- verschillende gespreksvaardigheden
- communiceren met collega's
- communiceren met ouders

Slide 19 - Tekstslide

7.4 In gesprek gaan
                                                     Verschillende soorten gesprekken

Open gesprekken
de inhoud en structuur van het gesprek liggen niet vast.
Gesloten gesprek
de inhoud en structuur van het gesprek wel vast.
Half open gesprek:  
de structuur van het gesprek staat vast, alleen de inhoud nog niet.  De aanwezigen kunnen een eigen invulling aan het gesprek geven. Bv. een ouder gesprek. 

Vraag op de volgende sheet. Pak je boek er bij.

Slide 20 - Tekstslide

Welke soorten gesprekken vergen voorbereiding?
A
Gesloten gesprek
B
Half gesloten gesprek
C
Open gesprek

Slide 21 - Quizvraag

Open gesprek
Gesloten gesprek
Half open gesprek
Een pauzegesprek over hoe ieders weekend was tussen collega's 
Een 10 minuten-gesprek met ouders
Een gesprek waarin de ene duo-collega de overdracht van haar werkdag doet over het verloop van de dag.

Slide 22 - Sleepvraag

7.4 In gesprek gaan
                                             Verschillende gespreksvaardigheden
- gesloten vragen
- open vragen
- actief luisteren
- doorvragen
- samenvatten
- stiltes laten vallen.
Opdracht: lees de 6 kopjes rustig door (blz. 270t/m 272). Hier heb je 5 minuten de tijd voor. Klaar? Kijk vast naar de vragen in je werkboek. In de volgende 3 sheets komen vragen over deze vaardigheden.
             
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Welke gespreksvaardigheden heb je nodig bij een slechtnieuwsgesprek met een ouder?
A
Open vragen, actief luisteren, stiltes laten vallen en samenvatten
B
Gesloten vragen, doorvragen en samenvatten
C
Open vragen, doorvragen en samenvatten
D
Gesloten vragen, stiltes laten vallen en actief luisteren.

Slide 24 - Quizvraag

Welke vraag is een open vraag?
A
In welk jaar ben jij begonnen met volleybal?
B
Gaat Yasmine nog steeds met Job?
C
Waar eet jij liever? Bij de Mac of de Burgerking?
D
Wat ga je dit weekend doen?

Slide 25 - Quizvraag

Er komt een kind na de pauze bij je met een vervelende gebeurtenis op het plein. Welke twee gespreksvaardigheden zijn dan belangrijk om te gebruiken?
A
Stiltes laten vallen en samenvatten
B
Actief luisteren en doorvragen
C
Open vragen en stiltes laten vallen
D
Gesloten vragen en samenvatten

Slide 26 - Quizvraag

7.4 In gesprek gaan
                                                                 
Een gesprek heeft altijd verschillende niveaus:

- inhoudsniveau het woord zegt het al... gaat over de inhoud. 

- betrekkingsniveau gaat over de relatie die je met iemand hebt.
(wees eens eerlijk.... Zeg je tegen je collega hetzelfde over wat je van de studiedag vond als tegen je directeur?.....) 

- metacommunicatie
communiceren over de communicatie



Slide 27 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van metacommunicatie?
A
"Ik heb het idee dat we het helemaal eens zijn."
B
"Laten we de resultaten van de laatste toets eens bekijken".
C
"Ik vermoed dat je mijn opmerking verkeerd begrijpt"
D
"Ik denk dat ons gesprek beter verloopt als we elkaar laten uitpraten."

Slide 28 - Quizvraag

7.4 In gesprek gaan
                                                               communiceren met collega's 
In het onderwijs wordt veel met elkaar gecommuniceerd. 
Tijdens je stage doe je dat ook met je collega's.

Informele gesprekken:       gesprekken in de pauze, bij elkaar in de klas, enz. 

Teamoverleg:                        bv: onderbouw team: wat gaan we doen met het thema                                                      water?

Vergadering:                         wordt vaak geleid door de directeur. Er is een agenda en                                                      het verloopt volgens een  bepaalde structuur.

Wie heeft er deelgenomen aan een vergadering (buiten je examen om)? 
Zie je verband tussen deze gesprekken en open, gesloten en half-open gesprekken?

Slide 29 - Tekstslide

7.4 In gesprek gaan
                                                                                               
Communiceren met ouders

Als onderwijsassistent heb je regelmatig te maken met ouders.
Hoe jonger het kind, hoe intensiever het contact met de ouders is.

Communicatie kan mondeling verlopen d.m.v. gesprekken, maar ook schriftelijk. Bv. Parro, e-mail of nieuwsbrieven.

Gescheiden ouders:
Belangrijk: maak afspraken met deze ouders hoe de communicatie moet verlopen. Beide ouders hebben recht op informatie over hun kind.  Uitzondering: wanneer één van de ouders geen wettelijk gezag heeft.

Slide 30 - Tekstslide

          Wat weet je nog van deze les? 
                               5 vragen

Slide 31 - Tekstslide

In een zorggesprek kun je beter geen stiltes laten vallen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

In dit gesprek staat de opbouw en de inhoud van het gesprek vast.
A
Open gesprek
B
Gesloten gesprek
C
Half open gesprek

Slide 33 - Quizvraag

Als je een kort, specifiek antwoord wilt hebben. Wat voor soort vraag stel je dan?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 34 - Quizvraag

Hebben ouders altijd informatierecht over hun kind?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

In welk niveau communiceer je over het communiceren?
A
Inhoudsniveau
B
betrekkingsniveau
C
metacommunicatie

Slide 36 - Quizvraag



Huiswerk (facultatief) voor komende week/periode:
-maak de opdrachten van 7.3 en 7.4 in je werkboek. 


-lees 7.5 en 7.6 ter voorbereiding op de volgende les. 
Dan herkent je brein tijdens de les de informatie en verwerk je het beter.

                                                                      ~Succes~

Slide 37 - Tekstslide