In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Programma
intro plus lattentest
uitleg doelen blad
theorie open vragen
bingo
koffie
post it's
schaalvragen
doelen stellen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Definitie verandertaal en behoudtaal
Behoudtaal"
Alle uitspraken van de ander die pleiten tegen verandering en/of voor het huidige gedrag (de status quo).
“.. maar ik heb mijn slaap nodig”
“.. maar ik ben zo druk dat ik er niet eerder aan toe kom.”
Slide 4 - Tekstslide
Verandertaal:
Alle uitspraken van de ander die pleiten voor verandering en/of negatief ten opzichte van huidige gedrag (de status quo).
“Ik zou graag minder vaak te laat willen komen”
“Ik zou graag eerder aan mijn huiswerk willen beginnen.."
Slide 5 - Tekstslide
Ambivalentie:
ik wil wel en ik wil niet
Slide 6 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
"Toen ik vijftig was bleef ik altijd op hetzelfde gewicht. Ik hoefde daar toen ook niets voor te doen. Ik bewoog wel regelmatig. Nu is het echt een ramp. Door de kleinste hapjes kom ik al aan in gewicht.”
Slide 7 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
"Toen ik vijftig was bleef ik altijd op hetzelfde gewicht. Ik hoefde daar toen ook niets voor te doen. Ik bewoog wel regelmatig. Nu is het echt een ramp. Door de kleinste hapjes kom ik al aan in gewicht.”
Slide 8 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Tja, de wetenschap weet het allemaal wel te vertellen. Ze zitten er trouwens wel vaker naast, al denk ik wel dat roken niet heel goed is.”
Slide 9 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Tja, de wetenschap weet het allemaal wel te vertellen. Ze zitten er trouwens wel vaker naast, al denk ik wel dat roken niet heel goed is.”
Slide 10 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Sporten en goede voeding zijn de basis van gezondheid, daar ben ik van overtuigd. Het is echter wel zo moeilijk. Veel mensen kunnen het wel. Mij lukt het echt niet. Ik vind sporten echt niet leuk en tegelijkertijd houd ik enorm van lekker eten. Ik zie niet hoe ik dit zou kunnen aanpassen.”
Slide 11 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Sporten en goede voeding zijn de basis van gezondheid, daar ben ik van overtuigd. Het is echter wel zo moeilijk. Veel mensen kunnen het wel. Mij lukt het echt niet. Ik vind sporten echt niet leuk en tegelijkertijd houd ik enorm van lekker eten. Ik zie niet hoe ik dit zou kunnen aanpassen.”
Slide 12 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Eigenlijk moet ik niet naar de supermarkt gaan als ik honger heb, maar ik moet toch ook eten he? Ga jij nooit naar de supermarkt met honger dan?”
Slide 13 - Tekstslide
Waar zit de verandertaal?
“Eigenlijk moet ik niet naar de supermarkt gaan als ik honger heb, maar ik moet toch ook eten he? Ga jij nooit naar de supermarkt met honger dan?”
Slide 14 - Tekstslide
De leerling zegt tegen de docent: “Ik zou mijn huiswerk beter moeten maken.” Dit is:
A
Behoudtaal
B
Straattaal
C
D
Verandertaal
Slide 15 - Quizvraag
Open vragen stellen
Slide 16 - Tekstslide
Open vragen stellen
Je kunt diverse redenen hebben om open vragen te stellen:
informatie te verkrijgen,
Je geeft iemand de ruimte om zelf na te denken
Geeft de ruimte die nodig is voor de ander om zelf te vertellen wat hij of zij op dat moment belangrijk vindt
samen te werken,
uit te nodigen tot zelfonderzoek
verandertaal te ontlokken c.q. te versterken.
Slide 17 - Tekstslide
Nadelen van gesloten vragen stellen
Je controleert of jouw denkbeelden kloppen
Een reeks gesloten vragen wekt de indruk dat jij de expert bent
Kan worden ervaren als verhoor
Een vraag wat begint met een werkwoord is altijd een gesloten vraag!!
Slide 18 - Tekstslide
Maak ze open
Heb je lekker geslapen?
Slide 19 - Tekstslide
Maak ze open
Gaat het goed met jou?
Slide 20 - Tekstslide
Maak ze open
Fijn weekend gehad?
Slide 21 - Tekstslide
Maak ze open
Heb je nog iets te vertellen?
Slide 22 - Tekstslide
Oefening
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Opdracht
Maak drietallen en bedenk allemaal wat een ambivalent van je is.
1 persoon past open vragen toe bij de ander en gaat op zoek naar de motivatie om te veranderen en naar het eerste kleine doel
De 3e persoon evalueert het gesprek als het tijd is of klaar is. Hij let vooral op het toepassen van open vragen